BLOK 1 SPELLING

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k, g, t
• Leerjaar 1

Blok 1 

spelling

Doel:

Aan het einde van deze les:

- kun je het verschil uitleggen tussen de STAM en de IK-VORM van een werkwoord.

- heb je geoefend met woorden met: au / ou en ei / ij 

bespreken en maken:

• bespreken blz. 28   opdracht 23 

• blz. 28   opdracht 24   lezen voorbeeld, daarna zin 2 t/m 6 maken. (alleen de werkwoorden opschrijven)
• nakijken.
  

theorie blz 29 

De boom is het hele werkwoord. Als je -en- eraf haalt, heb je de stam.

de stam van wandelen is....

de stam van lopen is .....

de stam van schrijven is.......

de stam van blazen is......

dus:

De stam van een werkwoord vind je door

EN

van het werkwoord weg te halen.

ik-vorm

Soms moet je de stam aanpassen om de ik-vorm te krijgen.

ik-vorm

Soms moet je de stam aanpassen om de ik-vorm te krijgen.

• printen          print          ik print
• praten            prat           ik praat
• beloven         belov        ik beloof    
• vissen             viss           ik vis

wandelen:
de stam is: wandel
de ik-vorm is......

lopen:
de stam is lop
de ik-vorm is.....

schrijven:
de stam is schrijv
de ik-vorm is .....

blazen
de stam is blaz
de ik-vorm is ....

huiswerk

blz. 29    opdracht 25

blz. 29     opdracht 26  

blz. 30     opdracht 27  

nakijken huiswerk opdr 25-26

1. wens, ik wens
   
2. print, ik print  
3. schiet, ik schiet  
4. prat, ik praat  
5. drink, ik drink  
6. belov, ik beloof  
7. roei, ik roei
   
8. remm, ik rem  
9. hal, ik haal  
10. zwemm, ik zwem 

verbeter je antwoorden met ROOD!

opdr 27: 1. welke werkwoorden heb je opgeschreven?(stam en ik-vorm hetzelfde)

opdr 27: 2. welke werkwoorden heb je opgeschreven?(stam en ik-vorm niet hetzelfde)

spelling 1.7. 

Lees de uitleg op bladzijde 31.

maak daarna de volgende twee learningapps.

learningapps.org

learningapps.org

spelling 1.8. 

Lees de uitleg op bladzijde 32.

maak daarna de volgende  learningapps.

learningapps.org

learningapps.org

huiswerk 

blz. 31    opdracht 29    

blz. 32    opdracht 31 

maak op de online methode het dictee 

Opdracht 29  

1. De kabouter paste makkelijk in mijn mouw.
2. In augustus trouwt mijn zus.
   
3. Het eten is een beetje flauw, er moet meer zout over.
   
4. De toeschouwers gaven een groot applaus.
   
5. De pauw vatte in de lente bijna kou.
   
6. De inhoud van dit pakket is nauwkeurig gecontroleerd.
   
7. Mijn ouders onthouden altijd wanneer ik naar bed moet.
   
8. In de pauze at ik een augurk.
9. Toen hij zijn schouder brak, kreeg hij het benauwd.
10. De vrouw roerde in de heerlijke saus. 

Opdracht 31

1. De geit werd door ouderdom steeds grijzer.
   
2. Voor zo’n klein prijsje wil zij het wel kopen.
   
3. De agent eist dat ik mijn snelheid aanpas.
   
4. Mijn moeder doet al een hele tijd aan de lijn.
   
5. Een journalist schrijft alleen over feiten.
   
6. In de Nederlandse politiek hebben we allerlei verschillende partijen.
   
7. ij 7 keer en ei 6 keer.
   
8. 7-8Rowan kiest een broek

huiswerk 

dinsdag 11 oktober  4e lesuur SO spelling

-stam en ik vorm

 - au-ou

- ei-ij

leren op de online methode (maak als je alles geleerd hebt het online dictee) én de learningapps

https://jufspooren.yurls.net/nl/page/1017543#boxes-container