Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactif et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 180 min
Éléments de cette leçon
Buenos días
Slide 1 - Diapositive
¿Saber o poder? repaso
SABER = kunnen/ weten -> bij vaardigheden en kennis = to know (how)
¿Sabes esquiar ? Kun je skiën?
¿Sabes dónde está la Plaza de España? Weet je waar Plza. ES is?
¿Sabes hacer una tarta? Weet je hoe je een taart moet maken?
PODER = Kunnen -> bij mogelijkheden en toestemming = can, may
¿Puedes reservar la pista de tenis Kun je de tennisbaan reserveren?
¿Puedo pagar con tarjeta? Kan ik met pasje betalen?
¿Puedes hacer una tarta? Kun je een taart maken?
Slide 2 - Diapositive
¿Saber o poder?
Kunnen (mogelijkheid)
Kunnen (vaardigheid, weten)
Kunnen (toestemming)
¿Puedes reservar la pista de tenis?
Kun je de tennisbaan reserveren?
¿Sabes esquiar ?
Kun je skiën?
¿Puedo pagar con tarjeta?
Kan ik met pasje betalen?
El martes no puedo, tengo clase de piano
Dinsdag kan ik niet, ik heb pianoles.
¿Sabes dónde está la Plaza de España?
Weet je waar Plza. ES is?
¿Puedo venir con mis hijos?
Kan ik met mijn kinderen komen?
¿Puedes hacer una tarta?
Kun je een taart maken?
¿Sabes hacer una tarta?
Weet je hoe je een taart moet maken?
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
"Otro" en "un poco más" Nr.10a p. 93 TB= bijbestellen
telbaar
ontelbaar
otro cuchillo
otra cuchara
otros tres cafés
otras dos cervezas
Un poco (más) de:
pan, agua, salsa
(een beetje meer..)
Vóór otro/-a en medio/-a komt nooit een onbepaald lidwoord:
Me trae una otra cerveza
opdracht 10b : cadena
"Otro" betekent een andere of nog een. Uit de context is altijd af te leiden om welke betekenis het gaat
Slide 5 - Diapositive
¿Qué tal la comida? Nr. 11 p. 93 TB
- als je een mening over je eten geeft gebruik je het ww estar
- als je een eigenschap van je eten geeft gebruik je het ww ser
el gazpacho es una sopa
el gazpacho está caliente
schrijf een zin met ser en een met estar ( met bijv.nw uit je boek) over 'de hamburger"
ser
la hamburguesa es de carne
estar
la hamburguesa está deliciosa
Slide 6 - Diapositive
R&S Unidad 10
deze gaan we samen doorlopen
Slide 7 - Diapositive
Unidad 11 : we doen bij de cursus A1 t/m oef. 7 TB
Rest van Unidad 11 komt bij start cursus A2 (boek bewaren)
Deze week ook herhaling eerdere stof
Ahora: R&S + TT de 9 y 10
maandag: oefentoets heel A1
Programa de hoy
timer
20:00
Slide 8 - Diapositive
repaso : un poco de todo
laatste nieuwe stof: Unidad 11: Casa nueva, vida nueva
Nr. 1 al 7
- Casa nueva, vida nueva
- Meubels en inrichting
-Complimenten maken en er op reageren
Programa :
piso / casa / vivienda
Slide 9 - Diapositive
Unidad 11 p. 97 TB
Casa nueva , vida nueva
een woning beschrijven
inrichting beschrijven
complimenten geven en krijgen
Wat betekenen de woorden op p. 97?
Describe tu casa
Slide 10 - Diapositive
Inés se va a mudar
Mudarse de casa P. 98 TB
Hablamos -> Nr. 2 TB ¿Te has mudado..?
1. opdr. 3a: Combineer de voorwerpen met de nummers ........
luister en maak de sleepvraag op de volgende slide
2.opdr. 3b
Slide 11 - Diapositive
Inés quiere llevarse.....
el microondas
las camas
la mesa y sillas de la terraza
la nevera
el espejo
el lavaplatos
el escritorio
Slide 12 - Question de remorquage
¿Qué diferencias tiene tu piso..? Nr. 3c TB p. 98
oefenen met vergelijkingen/ontkenning/voca
en parejas
timer
6:00
Slide 13 - Diapositive
Spanjaarden zijn bescheiden en zwakken een compliment vaak een beetje af.
Nr. 6a TB Llegan visitas:
Luister en geef aan of de beweringen bij A juist zijn. Je mag meelezen met de transcriptie
op pagina 143 TB
¡Qué mesa tan bonita!
¿Tú crees?
¡Tienes un salón muy grande!
¿Te parece?
¡Qué práctico!
¿Te gusta?
6b. luister nogmaals en combineer commentaar met reactie
Slide 14 - Diapositive
Dale un cumplido a tu compañero/a
Qué casa más bonita tienes, Tom
¿Cómo reacciona Tom?
- ¿Tú crees? ...
- ¿Te parece?...
- ¿Te gusta?...
Slide 15 - Diapositive
Este es el coche de Robin
Slide 16 - Diapositive
a practicar
un poco de todo
Slide 17 - Diapositive
werkblok
werk aan de opdrachten 1 t/m 10 WB Unidad 11
timer
10:00
Slide 18 - Diapositive
¿De qué tienes ganas hoy?
zin hebben in/om
TENER + GANAS DE + hele werkwoord
Voorbeeld:
Tengo ganas de quedar con mis amigos en el bar
Tengo ganas de quedarme en casa
quedar= afspreken
quedarse = blijven
Slide 19 - Diapositive
vamos a repasar varios temas
Haz grupos de 4 (máximo) y pon las mesas así
steeds 7 (check) minuten per onderdeel
Maak aantekeningen
timer
7:00
Slide 20 - Diapositive
empezamos con el circuito
LoL: verschillende (spreek-)opdrachten
Slide 21 - Diapositive
Voer samen een gesprek zoals hieronder
elkaar begroeten
voorstellen
leeftijd vragen en zeggen
vragen waar de ander woont
vragen waar de ander vandaan komt
vraag en zeg wat je leuk vindt
reageer op de ander
Slide 22 - Diapositive
En el restaurante
1. Dime una frase para pedir algo en un restaurante.
2. ¿Cómo se pide algo más?
3. ¿Cómo se valora la comida?
4. ¿Qué verbo utilizar para preguntarle al camarero sobre los ingredientes?
(Wat voor ingredienten bevat de maaltijd)
Slide 23 - Diapositive
2xrollenspel: ober/gast
Slide 24 - Diapositive
¿ Quién es quién?
Om personen te beschrijven kun je het uitgedeelde vocabulaire gebruiken.
Vervolgens spelen jullie het spel ¿Quién es quién?
Beschrijf iemand uit de klas
stel vragen als : draagt hij/zij een bril; is het een man; heeft hij kort haar, etc.
Slide 25 - Diapositive
Stel elkaar vragen als :
¿ Cómo se llama el padre de tu padre?
¿y su mujer?
¿ Tienes hermanos?
¿Cómo se llaman?
¿Tienes tíos?
De stamboom
Slide 26 - Diapositive
Me despierto- me levanto- me ducho- me baño- me lavo el pelo- me afeito- me peino- me cepillo los dientes- me visto- desayuno- me maquillo- escucho la radio- veo la tele- leo el periódico- me voy .
Slide 27 - Diapositive
op de volgende slide
Slide 28 - Diapositive
¿Qué hay? pag. 98
Maak tweetallen.
Beschrijf om de beurt aan elkaar
een ruimte in het huis en geef zo veel mogelijk
details.
Slide 29 - Diapositive
deberes
Maak opdracht 1 t/m 6, 9+10 uit WB Unidad 11
zorg dat je voorbereid bent voor de oefentoets maandag