1C - P1 - week 56 - les 1 - H6 herhalen en H13 (hoofdletters)

Welkom!
Nederlands
Mevrouw Takken, TNL
takkenl@farel.nl
Aanwezig op: maandag, dinsdag, woensdag en vrijdag (SWS)
1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Welkom!
Nederlands
Mevrouw Takken, TNL
takkenl@farel.nl
Aanwezig op: maandag, dinsdag, woensdag en vrijdag (SWS)

Slide 1 - Diapositive

- Welkom / dagopening
- Stillezen
- Grammatica - weet je het nog?
- H13 - hoofdletters
- Aan de slag!


Doel:
- Je kunt lidwoorden, zelfstandig naamwoorden en bijv. naamwoorden benoemen.
- Je weet welke woorden je in het Nederlands ALTIJD met een hoofdletter schrijft.
- Je schrijft een op de juiste plek in een zin de hoofdletters. 

Vandaag in de les:

Slide 2 - Diapositive

Stillezen
timer
15:00
Leg ondertussen je boeken op tafel neer. 

Slide 3 - Diapositive

Mensen, dieren, dingen, plaatsen
Zelfstandig naamwoord
Lidwoord - de, het, een
Komen voor een ZN, vormen samen een woordgroep.

de (bepaald) - hoort bij mannelijke en vrouwelijke zelfstandig naamwoorden
het (bepaald) - hoort bij onzijdige zelfstandig naamwoorden
een (onbepaald) - hoort bij onzijdige, mannelijke en vrouwelijke zelfstandig naamwoorden 

Slide 4 - Diapositive

Zegt iets over het zelfstandig naamwoord
Staat er vaak voor, maar soms ook achter.

bijv.  Het kleine meisje - het meisje is klein
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 5 - Diapositive

Zegt iets over het materiaal waarvan het ZN gemaakt is

bijv.  het glazen beeldje, de stenen muur

Schrijfwijze: 
Dit eindigt (bijna) altijd op - en
uitzondering: het plastic bakje (leenwoorden)
Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

Slide 6 - Diapositive

Maak een zin waarin je twee bijvoeglijk naamwoorden gebruikt

Slide 7 - Question ouverte

Maak een zin met het woord ROOD. Maar er mogen geen bijvoeglijk naamwoorden inzitten.

Slide 8 - Question ouverte

Wanneer gebruik je hoofdletters?

Slide 9 - Carte mentale

Schrijf je het onderstaande woord met een hoofdletter?
A
verenigde staten
B
Verenigde staten
C
Verenigde Staten

Slide 10 - Quiz

Schrijf je levi's met een hoofdletter?
A
ja
B
nee

Slide 11 - Quiz

Doel
Je leert de spellingregels over het gebruik van hoofdletters.

Slide 12 - Diapositive

Aan het begin van een zin
Aan het begin van een zin, schrijf je een hoofdletter.

Slide 13 - Diapositive

Afgebroken woord
Als een zin begint met een afgebroken woord, schrijf je het eerstvolgende volledige woord met een hoofdletter.

's Avonds liep ik naar huis. 
'k Vind dat niet normaal.  

Slide 14 - Diapositive

Namen
Namen worden met een hoofdletter geschreven. 

Familie Dijkhuizen 
Jan 

Slide 15 - Diapositive

Tussenvoegsels in achternamen
Een tussenvoegsel in een achternaam krijgt alleen een hoofdletter als er géén naam of initiaal voor staat. 

Mevrouw Te Brink 
Familie El Idrissi 

Slide 16 - Diapositive

Aardrijkskundige namen
Aardrijkskundige namen krijgen een hoofdletter.

Brabant 
Spanje
Maas 
Rijn 

Slide 17 - Diapositive

Merknamen
Merknamen worden met een hoofdletter geschreven. 

Coca-Cola
Heineken
Philips

Slide 18 - Diapositive

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
Mevrouw Van Velzen
B
Mevrouw van Velzen
C
mevrouw van velzen
D
Mevrouw Van velzen

Slide 19 - Quiz

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
Dhr. a. van der star
B
Dhr. A. van der Star
C
Dhr. A. van Der Star
D
Dhr. A. Van der Star

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Titels van boeken en films
Titels van boeken en films krijgen een hoofdletter.

De verfilming van Spijt vond ik ondermaats. 
Bij Nederlands werken we met de methode Nieuw Nederlands. 

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Hemellichamen
Hemellichamen krijgen een hoofdletter.

Pluto
Mars 
Grote Beer 

Slide 25 - Diapositive

Straten
Namen van straten worden met een hoofdletter geschreven. 

Westduinweg 
Vondelstraat 
Tjalie Robinsonduin 

Slide 26 - Diapositive

Feestdagen e.d.
Namen van feestdagen, religieuze dagen en gedenkdagen krijgen een hoofdletter. 

Pasen
Offerfeest 
Kerstmis 
Suikerfeest 

Slide 27 - Diapositive

Historische gebeurtenissen
Historische gebeurtenissen schrijven we met een hoofdletter.

De Tweede Wereldoorlog 
De Koude Oorlog 
Februaristaking 

Slide 28 - Diapositive

maanden, dagen, windstreken, historische tijdperken en woorden die zijn afgeleid van feestdagen
Wanneer schrijf je geen hoofdletter? bij namen van.......

Slide 29 - Carte mentale

Hoe moet je het volgende feest spellen?
A
pasen
B
Pasen

Slide 30 - Quiz

Hoe moet je het volgende woord spellen?
A
Paasei
B
paasei

Slide 31 - Quiz

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
Volvo
B
volvo
C
Volvoo
D
volvoo

Slide 32 - Quiz

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
De golfoorlog
B
De Golvoorlog
C
de golfoorlog
D
De Golfoorlog

Slide 33 - Quiz

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
's Middags begin ik..
B
'S Middags begin ik..
C
'S middags begin ik..
D
's middags begin ik..

Slide 34 - Quiz

Wat is goed geschreven?
A
juli
B
Juli
C
julie
D
Julie

Slide 35 - Quiz


Wat heb je nodig:
Boek Kern H13

Wat ga je doen:
- Maak opdracht 1 t/m 4





Aan de slag:

Slide 36 - Diapositive

-  Leesboek meenemen 

- Je leert de theorie over het bijvoeglijk naamwoord 
- Je maakt online opdrachten bij H6

Tot dan!
Volgende les: 

Slide 37 - Diapositive