Het bijwoord + pers vnw + bez vnw woe hv1 en g1

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Vandaag Taalkundig ontleden

1. Stukje herhalen taalkundig ontleden
   
   
2. Uitleg bijwoord + oefenen
   
   
3. Uitleg persoonlijk voornaamwoord & bezittelijk voornaamwoord + oefenen
   
   
4. Huiswerk maken 

De pen zit IN de etui.

1. bijvoeglijk naamwoord
2. hulp ww
3. voorzetsel
4. zelfstandig naamwoord

Het GROENE bankje staat op het gras.

1. voorzetsel
2. lidwoord
3. zelfstandig naamwoord
4. bijvoeglijk naamwoord

Het groene BANKJE staat op het gras.

1. voorzetsel
2. zelfstandig naamwoord
3. lidwoord
4. bijvoeglijk naamwoord

Ik HEB gisteren heerlijk geslapen!

1. zelfstandig naamwoord
2. zelfst. ww
3. hulp ww
4. voorzetsel

Ik kijk uit HET raam.

1. bepaald lidwoord
2. onbepaald lidwoord
3. bijvoeglijk naamwoord
4. voorzetsel

Het groene bankje staat OP het gras.

1. voorzetsel
2. lidwoord
3. hulpwerkwoord
4. zelfstandig naamwoord

Het bijwoord

• Het bijwoord is een woordsoort, net als het bijvoeglijk naamwoord, voorzetsel, werkwoord, zelfst.nw., etc. 
• Het bijwoord lijkt op het bijvoeglijk naamwoord, omdat het extra informatie geeft. 
• Voorbeeld: 

1. Het lelijke eendje-> lelijke geeft extra info over het eendje (zn) -> bv= lelijke
2.  Hij werkt slordig ->  slordig geeft extra info over werken (ww) -> bw= slordig

het bijwoord geeft extra info...

1. over een werkwoord (de manier waarop iets gebeurt)           Hij schrijft mooi
2. een ander bijwoord                                                                                    Hij schrijft erg mooi
3. over een bijvoeglijk naamwoord                                                      Dat is een vreselijk vieze stad.

het bijwoord zegt vaak iets over...

1. de plaats waar iets gebeurt                                                                                                                                        Daar/hier/ergens/nergens/overal regent het.
2. het tijdstip waarop iets gebeurt                                                                                     Zij vertrekt morgen/straks/later.  
3. kan een ontkenning, (on)zekerheid, aangeven                                                          - Zij lachte niet/nooit                                                                                                                                                            - ongetwijfeld/misschien kwam de dokter. 
4. een vraagwoord: wanneer, waarom, waar, hoe, hoelang,...                                                                                               - Wanneer kom je?

Wat is het bijwoord?
Jan kan hard fietsen.

1. Jan
2. kan
3. hard
4. fietsen

Wat is het bijwoord/ zijn de bijwoorden?
Jan kan heel hard fietsen.

1. hard
2. heel, hard
3. heel
4. fietsen

Wat is het bijwoord?
Dit is een bijzonder moeilijke opdracht.

1. dit
2. bijzonder
3. moeilijke
4. opdracht

Wat is het bijwoord?
Vanavond gaan we op kunstgras trainen.

1. vanavond
2. gaan
3. kunstgras
4. trainen

Wat is het bijwoord in deze zin?

'Dat is een bijzonder grappig filmpje!'

1. bijzonder
2. een
3. dat
4. grappig

Wat is het verschil tussen een bijwoord en een bijvoeglijk naamwoord?

1. Een bijwoord zegt iets over een zn en een bijvoeglijk naamwoord niet.
2. Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zn en een bijwoord niet.
3. Er is geen verschil.
4. Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een bijwoord.

Persoonlijk en bezittelijk vnw

Een pers. vnw duidt een persoon of ding aan:
Ik ben verliefd, ze zijn erg mooi, die vriendin van jou.

Een bez. vnw geeft aan van wie iets is. Het staat altijd vóór het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort.
Mijn jas, onze fietsen, haar bekendste liedje.

Persoonlijk voornaamwoord

Bezittelijke voornaamwoord

Persoonlijk of bezittelijk?

Sommige woordsoorten (je, haar , ons, jullie, hun) kunnen zowel persoonlijk als bezittelijk voornaamwoord zijn. Je kunt dan het volgende trucje toepassen: 
- Een pers. vnw kun je vervangen door hij of hem.
- Een bez. vnw kun je vervangen door zijn.

1. Is die kat van jullie ziek? --> Is die kat van hem ziek? jullie = pers vnw.
2. Dat is ons huis. --> Dat is zijn huis.  ons = bez. vnw

Wat is het pers. vnw?

Ik kijk televisie met mijn broertje.

Wat is het pers. vnw?

Zij geeft mij altijd complimentjes.

1. zij
2. mij
3. zij en mij
4. Er zit geen pers. vnw. in.

Wat is het bez. vnw?
Heb je mijn tas terug gegeven?

Sleep het juiste bezittelijk voornaamwoord naar het juiste persoonlijk voornaamwoord.

ik

jij

hij

wij

zij (meervoud)

zijn

hun

mijn

onze

jouw

Zij kijkt ons doordringend aan.

ONS:

1. persoonlijk vnw
2. bezittelijk vnw

Ons idee is om een taart te bakken.

ONS:

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord

Benoem het persoonlijk voornaamwoord.
Hebben jullie je boek al terug?

1. jullie
2. je
3. al
4. je boek

Hij ging met haar naar zijn ouders.

Hoe veel pers. vnw zitten erin?

1. 0
2. 1
3. 2
4. 3

Hij ging met haar naar zijn ouders.

Welke is een bezittelijk vnw?

1. hij
2. haar
3. zijn
4. zijn ouders

Vul in:

Meneer, wilt .... iets drinken?

1. u (pers. vnw)
2. uw (pers. vnw)
3. u (bez. vnw)
4. uw (bez. vnw)

Vul in:

Is dit .... telefoon?

1. jou (pers. vnw)
2. jouw (bez. vnw)
3. jou (bez. vnw)
4. jouw (pers. vnw)

Vul in:

Ja, deze telefoon is van ....

1. jou (pers. vnw)
2. jouw (pers vnw.)
3. jou (bez. vnw)
4. jouw (bez. vnw)

Welke zin is goed?

1. De moeder is van mijn.
2. Het is mijn moeder.
3. Me moeder belt op.
4. Het is mij moeder.

verdeel in zinsdelen:
Over tien minuten gaan we eten.

Welk zinsdeel is hier de bijwoordelijke bepaling?

Over tien minuten gaan we eten.

1. gaan
2. we
3. over tien minuten
4. eten

Verdeel in zinsdelen:

De band geeft een benefietconcert op de Grote Markt.

De band geeft een benefietconcert op de Grote Markt.

Wat is hier de bwb?

1. De band
2. een benefietconcert
3. op de Grote Markt
4. geeft

Verdeel in zinsdelen:

Vanwege ziekte van de docent viel de les uit.

Vanwege ziekte van de docent viel de les uit.

Benoem de bwb in deze zin

1. Vanwege ziekte
2. Vanwege ziekte van de docent
3. van de docent
4. Vanwege