Grammatica 2.1, 2.2 en 2.3

  1. Noem een...
  2. Terugblik
  3. Lesdoel 
  4. Uitleg Grammatica 2.1 - 2.3
  5. Opdrachten
  6. Lesdoel behaald?
  7. Tips & Tops
  8. Volgende wee
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

  1. Noem een...
  2. Terugblik
  3. Lesdoel 
  4. Uitleg Grammatica 2.1 - 2.3
  5. Opdrachten
  6. Lesdoel behaald?
  7. Tips & Tops
  8. Volgende wee

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Noem een positieve ervaring van je stage vorige week.

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

  1. Noem een...
  2. Terugblik
  3. Lesdoel
  4. Uitleg Grammatica 2.1-2-3
  5. Opdrachten
  6. Lesdoel behaald?
  7. Tips & Tops
  8. Volgende week 

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Persoonlijk of bezittelijk vnw?
Janna liep langs ONS bureau.
A
pers vnw
B
bez vnw

Slide 4 - Quiz

pers vnw: duidt iets of iemand aan
bez vnw: geeft aan van wie iets is, staat voor bezit
Persoonlijk of bezittelijk vnw?
Ze vertelde over HAAR plannen
A
pers vnw
B
bez vnw

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Persoonlijk of bezittelijk vnw?
HAAR moeder heeft het HAAR duidelijk gemaakt.
A
pers vnw + pers vnm
B
bez vnw + bez vnw
C
pers vnw + bez vnw
D
bez vnw + pers vnw

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het aanwijzende vnw?
Dat zijn jouw woorden, niet de mijne! Ik heb niet zulke taal gebruikt.
A
dat + zulke
B
jouw
C
mijne
D
dat

Slide 7 - Quiz

Gebruik je om een zelfst nw aan te wijzen (deze, die, dit, dat, zulke, zo'n, dergelijke
Wat is het aanwijzende vnw?
Jelmer zei dat hij dit nooit meer wilde doen.
A
dat
B
hij
C
dit
D
nooit

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het voegwoord?
Karin was niet op school, omdat ze ziek was.
A
niet
B
op
C
omdat
D
was

Slide 9 - Quiz

Voegwrd: verbindt twee zinnen met elkaar
Wat is het voegwoord?
Behalve als je hoogtevrees hebt, moet je die toren opklimmen.
A
behalve
B
hebt
C
moet
D
opklimmen

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn de voorzetsels?
Tijdens de regenbui stonden we onder de brug.
A
tijdens - stonden
B
tijdens - onder
C
stonden - onder
D
onder - de brug

Slide 11 - Quiz

Voorzetsels: staan meestal voor een zelfst nw, geven vaak een plaats, tijd of reden aan.
Wat zijn de voorzetsels?
Onze dijken zijn niet opgewassen tegen die hoge golven.
A
onze
B
niet
C
tegen
D
die

Slide 12 - Quiz

Voorzetsels: staan meestal voor een zelfst nw, geven vaak een plaats, tijd of reden aan.
  1. Noem een...
  2. Terugblik
  3. Lesdoel
  4. Uitleg Grammatica 2.1-2-3
  5. Opdrachten
  6. Lesdoel behaald?
  7. Tips & Tops
  8. Volgende week 
Je herkent de volgende zinsdelen:

- Gezegde (pv+ww)
- Onderwerp
- Lijdend voorwerp
- Meewerkend voorwerp
- Bijwoordelijke bepaling


Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het gezegde?

Slide 14 - Carte mentale

Persoonsvorm (tijd veranderen) en alle werkwoorden in een zin.
De architect heeft
gisteren voor ons
een bouwtekening
gemaakt.

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe vind je het onderwerp?

Slide 16 - Carte mentale

Wie/wat gezegde?
De architect heeft
gisteren voor ons
een bouwtekening
gemaakt.

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe vind je het lijdend voorwerp?

Slide 18 - Carte mentale

Wie of wat + gezegde + onderwerp?
De architect heeft
gisteren voor ons
een bouwtekening
gemaakt.

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe vind je het meewerkend voorwerp?

Slide 20 - Carte mentale

Aan of voor voorzetten, of weglaten.
De architect heeft
gisteren voor ons
een bouwtekening
gemaakt.

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe vind je een bijwoordelijke bepaling?

Slide 22 - Carte mentale

Geeft antwoord op vragen als waar, waarheen, wanneer, hoe, waarvandaan, waardoor, waarom?
De architect heeft
gisteren voor ons
een bouwtekening
gemaakt.

Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

  1. Noem een...
  2. Terugblik
  3. Lesdoel
  4. Uitleg Grammatica 2.1-2-3
  5. Opdrachten
  6. Lesdoel behaald?
  7. Tips & Tops
  8. Volgende week 
Een enkelvoudige zin heeft 1 persoonsvorm, een samengestelde zin heeft 2 of meerdere persoonsvormen.


Slide 24 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

  1. Noem een...
  2. Terugblik
  3. Lesdoel
  4. Uitleg Grammatica 2.1-2-3
  5. Opdrachten
  6. Lesdoel behaald?
  7. Tips & Tops
  8. Volgende week 
Maak de opdrachten van Grammatica 2.1, 2.2 en 2.3.


Slide 25 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

  1. Noem een...
  2. Terugblik
  3. Lesdoel
  4. Uitleg Grammatica 2.1-2-3
  5. Opdrachten
  6. Lesdoel behaald?
  7. Tips & Tops
  8. Volgende week 
Opdrachten gemaakt en begrepen?

Slide 26 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

  1. Noem een...
  2. Terugblik
  3. Lesdoel
  4. Uitleg Grammatica 2.1-2-3
  5. Opdrachten
  6. Lesdoel behaald?
  7. Tips & Tops
  8. Volgende week 

Slide 27 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

  1. Noem een...
  2. Terugblik
  3. Lesdoel
  4. Uitleg Grammatica 2.1-2-3
  5. Opdrachten
  6. Lesdoel behaald?
  7. Tips & Tops
  8. Volgende week 
Volgende week
GEEN LES (mondeling)

Week erna
TOETS
Grammatica H1 + H2

Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions