2TH_2.1 Stoffen in huis

• Nask / Techniek
• Middelbare school
• vmbo t, havo
• Leerjaar 2

Paragraaf 2.1

2324_2T_Module 1_Les 1

Leerdoelen

2.1.1 Je kunt vier stofeigenschappen noemen die gebruikt worden om stoffen te herkennen.

2.1.2 Je kunt stoffen herkennen aan hun stofeigenschappen.

2.1.3 Je kunt uitleggen in welke gevallen een stof gevaarlijk kan zijn.

2.1.4 Je kunt de betekenis van gevarensymbolen beschrijven. (EXTRA)

04:07

Wat weet je over
Stofeigenschappen

04:29

Je hebt dus een fles wasbenzine en een fles water.
A) Noem een stofeigenschap waarin water en wasbenzine hetzelfde zijn.
B) Noem een stofeigenschap waarin deze stoffen verschillen.

06:16

Je hebt een onbekende stof. Deze is doorzichtig en breekbaar.
Welke stof denk je dat het is?

1. IJzer
2. Zand
3. Glas
4. Plastic

07:20

IJzer

Zand

Water

Olie

Plastic

1. Bruin, geleidt geen stroom, niet brandbaar.

2. Doorzichtig, niet brandbaar, breekbaar.

3. Smaakloos, kleurloos, doorzichtig.

4. Glimmend, geleidt stroom, grijs.

5. Geel, doorzichtig, brandbaar, heeft smaak.

00:15

Welke gevarenpictogram hoort bij welke betekenis?

Explosief

Corrosief

Brandbevorderend

00:15

Welke gevarenpictogram hoort bij welke betekenis?

Giftig

Schadelijk

Ontvlambaar

Weektaak

Maken opdrachten 3 t/m 10

Noem vier stofeigenschappen.

Hoe kan je stoffen herkennen aan hun stofeigenschappen?

Wanneer is een stof gevaarlijk?

Welke gevarensymbolen ken je?