Bijvoeglijk naamwoorden

Wat zijn voorbeelden van bijvoeglijk naamwoorden in het Nederlands?
A
de, het, een
B
de tafel, het boek, het huis
C
groot, blauw, nieuw
D
Tom, Daan, Marian
1 / 13
suivant
Slide 1: Quiz
FransMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 10 min

Éléments de cette leçon

Wat zijn voorbeelden van bijvoeglijk naamwoorden in het Nederlands?
A
de, het, een
B
de tafel, het boek, het huis
C
groot, blauw, nieuw
D
Tom, Daan, Marian

Slide 1 - Quiz

En nu in het Frans
Kies steeds de goede vorm van het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes.

En let op!
(m) = mannelijk enkelvoud
(v) = vrouwelijk enkelvoud
(mmv) = mannelijk meervoud
(vmv) = vrouwelijk meervoud

Slide 2 - Diapositive

Le chat (m) est (méchant).
A
méchant
B
méchante
C
méchants
D
méchantes

Slide 3 - Quiz

Les chaussures (vmv) (noir).
A
noir
B
noire
C
noirs
D
noires

Slide 4 - Quiz

Les vêtements (mmv) (gris).
A
gris
B
grise
C
griss
D
grises

Slide 5 - Quiz

Le jean (m) (bleu).
A
bleu
B
bleue
C
bleus
D
bleues

Slide 6 - Quiz

Les garçons (mmv) sont (petit).
A
petit
B
petite
C
petits
D
petites

Slide 7 - Quiz

La maison (v) (grand).
A
grand
B
grande
C
grands
D
grandes

Slide 8 - Quiz

Les cheveux (mmv) (blond).
A
blond
B
blonde
C
blonds
D
blondes

Slide 9 - Quiz

Les jupes (vmv) sont (vert).
A
vert
B
verte
C
verts
D
vertes

Slide 10 - Quiz

La robe (v) (rouge).
A
rouge
B
rougee
C
rouges
D
rougees

Slide 11 - Quiz

Julia et Daniëlle sont (français).
A
français
B
française
C
françaiss
D
françaises

Slide 12 - Quiz

Mylène est (court), elle mesure 1 mètre 60.
A
court
B
courte
C
courts
D
courtes

Slide 13 - Quiz