Herhalen §2.1 en § 2.2.
1 / 27
La durée de la leçon est: 15 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Welke uitspraak is juist?
A
Een cijfer en een getal zijn hetzelfde.
B
In het getal 392 heeft het cijfer 3 een waarde van 30.
C
Er zijn maar 10 cijfers.
D
Oneindig is een getal.
Slide 4 - Quiz
Welke waarde heeft het cijfer 7 in het getal 7 933 520 000?
Slide 5 - Question ouverte
Hoe spreek je het onderstaande getal uit?
8 300 000
8 300 000
A
Acht miljoen driehonderd duizend
B
Drieëntachtig miljoen
C
Acht komma drie miljoen
D
Drieëntachtig
Slide 6 - Quiz
Welk onderstaande getal is een deler van 14?
A
5
B
6
C
7
D
8
Slide 7 - Quiz
Welke bewering is juist?
A
Oneven getallen hebben geen delers
B
Even getallen zijn altijd veelvouden van twee
C
1, 3, 5 en 7 zijn voorbeelden van even getallen
D
Decimale getallen kunnen ook delers zijn
Slide 8 - Quiz
Hoeveel decimalen heeft het getal 13,94822? Antwoord is een getal!
Slide 9 - Question ouverte
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Diapositive
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Diapositive
Slide 14 - Diapositive
Slide 15 - Diapositive
Slide 16 - Diapositive
Slide 17 - Diapositive
Slide 18 - Diapositive
Slide 19 - Diapositive
Rond 1,50274 af op één decimaal. Welk antwoord is juist?
A
1,4
B
1,5
C
1,49
D
1,50
Slide 20 - Quiz
Rond 1,496953 af op twee decimalen. Welk antwoord is juist?
A
1,49
B
1,50
C
1,51
D
1,497
Slide 21 - Quiz
Slide 22 - Diapositive
Slide 23 - Diapositive
Slide 24 - Diapositive
Slide 25 - Diapositive
Rond 93 252 af op duizendtallen. Welk antwoord is juist?
A
93 000
B
90 000
C
94 000
D
100 000
Slide 26 - Quiz
Rond 951 af op honderdtallen. Welk antwoord is juist?
A
900
B
950
C
1000
D
1100
