Week 21

Auf deinem Tisch liegt...
Op jouw tafel ligt...
- das Buch (zu)
- ein Kugelschreiber (pen)
- das Chromebook (zu)
Planung
Ziele
Check
Lesefertigkeit üben
Je kunt eenvoudige teksten over eten begrijpen. 
Arbeiten an der Wochenaufgabe
Wochenaufgabe Woche 21
Woche 21
- Buch (zu)
- Chromebook (zu)
- Kugelschreiber (pen)
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Auf deinem Tisch liegt...
Op jouw tafel ligt...
- das Buch (zu)
- ein Kugelschreiber (pen)
- das Chromebook (zu)
Planung
Ziele
Check
Lesefertigkeit üben
Je kunt eenvoudige teksten over eten begrijpen. 
Arbeiten an der Wochenaufgabe
Wochenaufgabe Woche 21
Woche 21
- Buch (zu)
- Chromebook (zu)
- Kugelschreiber (pen)

Slide 1 - Diapositive

Arbeiten an der Wochenaufgabe
Was: Online opdrachten week 19 + 20 + 21
Wer: allein 
Wie: erste 5 Minuten still
Fertig: WRTS Woche 19 + 20 + 21




timer
5:00
Week 19: Lernliste Niederländisch-Deutsch Seite 168
Week 20: Grammatik Seite 169
Week 21: Sprachmittel Seite 170

Slide 2 - Diapositive

Wochenaufgabe Woche 21
Maakwerk: Online opdrachten Week 19 + week 20 + week 21

Leerwerk: WRTS Week 19 + Week 20 + week 21 (4 lijsten)

Als je niet goed werkt in de les of loop je te ver achter, dan blijf je na de les het werk afmaken. (of kom je tijdens een flexuur)


Slide 3 - Diapositive

Herkansing Kapitel 4
Vrijdag 28 mei om 13:50 in lokaal 324


Slide 4 - Diapositive

Auf deinem Tisch liegt...
Op jouw tafel ligt...
- das Buch (zu)
- ein Kugelschreiber (pen)
- das Chromebook (zu)
Woche 21
- Buch (zu)
- Chromebook (zu)
- Kugelschreiber (pen)
Planung
Ziele
Check
Lesefertigkeit üben
Je kunt eenvoudige teksten over eten begrijpen. 
Grammatik wiederholen
Je kent de regels van ein- en kein-. 
Grammatik erklären
Je kunt de bezittelijk voornaamwoorden gebruiken. 
Arbeiten an der Wochenaufgabe
Wochenaufgabe Woche 22

Slide 5 - Diapositive

Lesefertigkeit üben
Vorbereitung:
D Lesen, Seite 169

  • 1 minuut in stilte doornemen
  • Boek dicht
  • Welke woorden heb je onthouden?





timer
1:00

Slide 6 - Diapositive

der guten Zweck
der Tisch
bekommen
das Getränk
im Fernsehen
es ist egal
der Ort
es gibt
krijgen
het maakt niet uit
het goede doel
er is, er zijn
de tafel
het drankje
de plaats, de plek
op tv

Slide 7 - Question de remorquage

Lesefertigkeit üben
Was: Aufgabe 16, Seite 146
Wer: zusammen
Wie: schreib mit im Buch



Slide 8 - Diapositive

Was würdet bei ihr auf der Speisekarte des Pop-up-Restaurants stehen?

Slide 9 - Carte mentale

Grammatik wiederholen
ein =

Slide 10 - Question ouverte

Grammatik wiederholen
kein =

Slide 11 - Question ouverte

Grammatik wiederholen:
Welke uitspraken zijn waar?
A
Bij mannelijke woorden krijgen ein & kein een extra e.
B
Bij vrouwlijke woorden krijgen ein & kein een extra e.
C
Bij onzijdige woorden krijgen ein & kein een extra e.
D
Bij meervoud woorden krijgen ein & kein een extra e.

Slide 12 - Quiz

Grammatik wiederholen
ein = een
kein = geen 

Vrouwelijke en meervoud woorden krijgen een extra ´e´ bij ein/kein. 
Anders gezegd: Alle die woorden krijgen een extra ´e´ bij ein/kein. 




Slide 13 - Diapositive

de cola = die Cola
een cola =

Slide 14 - Question ouverte

het ijs = das Eis
geen ijs =

Slide 15 - Question ouverte

de koffie = der Kaffee
een koffie =

Slide 16 - Question ouverte

het toetje = der Nachtisch
een toetje =

Slide 17 - Question ouverte

de sinaasappelsap = der Orangensaft
geen sinaasappelsap =

Slide 18 - Question ouverte

de schnitzel = das Schnitzel
geen schnitzel =

Slide 19 - Question ouverte

de soep = die Suppe
een soep =

Slide 20 - Question ouverte

Grammatik erklären
Dit geldt ook voor de bezittelijk voornaamwoorden. 

Bezittelijk voornaamwoorden geven een bezit aan. Geven aan van wie iets is.           
mijn boek 

Staat een bezittelijk voornaamwoord voor een vrouwelijk/meervoud woord (die-woord), dan krijgt het een extra -e. 
mein Bruder (m)
meine Schwester (v)


mijn
mein(e)
jouw, je
dein(e)
zijn
sein(e)
haar
ihr(e)
ons, onze
unser(e)
jullie
euer (m+o)
eure (v + mv)
hun
ihr(e)
uw
Ihr(e)

Slide 21 - Diapositive

Let op:
ihr komt 3 keer voor als bezittelijk voornaamwoord. 
  • ihr = haar
  • ihr = hun 
  • Ihr = uw (let op de hoofdletter)

jullie krijgt geen extra e, de e verplaatst. 
  • Voor mannelijke en onzijdige woorden: euer
  • Voor vrouwelijke en meervoud woorden: eure



mijn
mein(e)
jouw, je
dein(e)
zijn
sein(e)
haar
ihr(e)
ons, onze
unser(e)
jullie
euer (m+o)
eure (v + mv)
hun
ihr(e)
uw
Ihr(e)

Slide 22 - Diapositive

de thee = der Tee
mijn thee =
A
mein Tee
B
meine Tee

Slide 23 - Quiz

het brood = das Brot
zijn brood =
A
sein Brot
B
seine Brot

Slide 24 - Quiz

het restaurant = das Restaurant
ons restaurant =
A
unser Restaurant
B
unsere Restaurant

Slide 25 - Quiz

de patat = die Pommes
haar patat =
A
ihr Pommes
B
ihre Pommes

Slide 26 - Quiz

het glas = das Glas
jouw glas =
A
dein Glas
B
deine Glas

Slide 27 - Quiz

de rekening = die Rechnung
uw rekening =
A
Ihr Rechnung
B
Ihre Rechnung

Slide 28 - Quiz

Arbeiten an der Wochenaufgabe
Was: Online opdrachten week 19 + 20 + 21
Wer: allein 
Wie: erste 5 Minuten still
Fertig: WRTS Woche 19 + 20 + 21




timer
5:00
Week 19: Lernliste Niederländisch-Deutsch Seite 168
Week 20: Grammatik Seite 169
Week 21: Sprachmittel Seite 170

Slide 29 - Diapositive

Wochenaufgabe Woche 22
Maakwerk: Online opdrachten Week 19 + week 20 + week 21

Leerwerk: WRTS Week 19 + Week 20 + week 21 (4 lijsten)

Als je niet goed werkt in de les of loop je te ver achter, dan blijf je na de les het werk afmaken. (of kom je tijdens een flexuur)


Slide 30 - Diapositive