Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
vragende voornaamwoorden
Slide 1 - Diapositive
Today ...
Vandaag gaan we een ander soort voornaamwoorden bespreken, namelijk de vragende voornaamwoorden.
Doel: aan het eind van de les kun je de juiste vragende voornaamwoorden gebruiken om iets te vragen in het Engels. En je weet dat je altijd goed naar het antwoord moet kijken!
Slide 2 - Diapositive
Wat is een voorbeeld van een vragend voornaamwoord?
A
me
B
why
C
are
D
I
Slide 3 - Quiz
Uitleg ...
Een vragend voornaamwoord verwijst naar een persoon of een ding en 'vraagt' daar iets over.
Bijvoorbeeld:
Waarom is hij altijd te laat op school?
Wanneer is het schoolfeest?
Slide 4 - Diapositive
Uitleg ...
In het Engels worden vragende voornaamwoorden ook wel:
"WH-question words" genoemd.
De meeste beginnen namelijk met een WH en 1 keer met een H!
Slide 5 - Diapositive
Uitleg ...
wie who
wat what
waar where
wanneer when
waarom why
welk(e) which
hoe how
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Diapositive
Uitleg ...
"What" : bij keuzes met veel mogelijkheden Bijvoorbeeld: What drink do you like the most?
"Which" : bij keuzes met maar een paar mogelijkheden Bijvoorbeeld: Which drink do you like the most, Fanta or Sprite?
Slide 8 - Diapositive
timer
2:00
why
who
how
where
What
Slide 9 - Question de remorquage
Slide 10 - Diapositive
____ are you doing today?
A
why
B
where
C
who
D
how
Slide 11 - Quiz
____ colour do you like better: green or blue?
A
which
B
what
C
how
D
where
Slide 12 - Quiz
____ did you put my bag? I can't find it!
A
why
B
how
C
where
D
what
Slide 13 - Quiz
Let's practise ...
Maak de volgende opdracht.
Slide 14 - Diapositive
www.tolearnenglish.com
Slide 15 - Lien
www.tolearnenglish.com
Slide 16 - Lien
www.ecenglish.com
Slide 17 - Lien
Your turn!
Voor deze opdracht ga je groepjes van 2/3 vormen en heb je een dobbelsteen nodig. Een iemand rolt de dobbelsteen en stelt een vraag. Je moet beginnen met het vragende voornaamwoord dat overeenkomt met je worp!
who 4. which
where 5. what
when 6. why
timer
5:00
Slide 18 - Diapositive
Ik kan nu het juiste vragende voornaamwoord gebruiken in een vraag.