H avoir en phrases-clés chap 1

Bonjour tout le monde!
1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Bonjour tout le monde!

Slide 1 - Diapositive

Programme
1) révision werkwoord avoir (HEBBEN)
2) phrases-clés met avoir
3) Herhaling 

Slide 2 - Diapositive

Quel est l'objectif?
- jullie kunnen aan het eind van de les het werkwoord 'avoir' herkennen en vervoegen.

Slide 3 - Diapositive

Persoonlijke voornaamwoorden
Ik - Je
Jij - Tu
Hij - il
Zij - elle
Men/we - on
Wij - nous
Jullie/ U - vous
Zij (mannelijk mv) - ils
Zij (vrouwelijk mv) - elles

Slide 4 - Diapositive

Welk persoonlijk voornaamwoord gebruiken we hier?
A
Il
B
Je
C
Elle
D
Elles

Slide 5 - Quiz

Welk persoonlijk voornaamwoord gebruiken we hier?
A
Elles
B
Ils
C
Elle
D
Vous

Slide 6 - Quiz

Hoe zou je deze (4) mensen aanspreken?
A
Nous
B
Ils
C
Vous
D
Tu

Slide 7 - Quiz

Un verbe
Le verbe "avoir"!
Mais, c'est quoi ça? 

Slide 8 - Diapositive

Eerst even in het Nederlands
Hoe vervoegen wij het werkwoord "hebben"?

Slide 9 - Diapositive

Encore une fois!
j' ai
Tu as
Il a
Elle a
(On a)

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Vidéo

Encore une fois!
Nous avons
Vous avez
Ils ont
Elles ont

Slide 12 - Diapositive

Eventjes oefenen...
Pratiquer

Slide 13 - Diapositive

J'
Tu
Il / Elle
Nous
Vous
Ils / Elles
Ai
A
Ont
Avez
As
Avons

Slide 14 - Question de remorquage

Het rijtje van "avoir"

Slide 15 - Question ouverte

Avoir et se présenter
Tu as quel âge?
J'ai douze ans
Tu as une soeur?
J'ai un chien
J'ai un petit frère

Slide 16 - Diapositive

Kun je het ook met zinnen?
Kies de juiste vervoeging: welke past in de zin?

Slide 17 - Diapositive

Hoe vraag je aan een vriend of hij een broer heeft?
Heb jij een broer?

Slide 18 - Question ouverte

Hoe vraag je hoe oud hij is?

Slide 19 - Question ouverte

Hoe zeg je dat je twaalf jaar bent?

Slide 20 - Question ouverte

Nous ..... une voiture et un vélo
A
a
B
ont
C
avez
D
avons

Slide 21 - Quiz

Ils / Elles .... une grand-mère super!
A
avons
B
a
C
ont
D
avez

Slide 22 - Quiz

Vous ..... une grande chambre?
A
ai
B
avez
C
avons
D
as

Slide 23 - Quiz

Tu .... une sœur?
A
ont
B
a
C
as
D
avons

Slide 24 - Quiz

Il .... quinze ans
A
as
B
a
C
ai
D
avez

Slide 25 - Quiz

Tu ... quel âge?
A
as
B
es
C
avez
D
ont

Slide 26 - Quiz

La ville .... beaucoup de magasins
A
avons
B
a
C
est
D
ont

Slide 27 - Quiz

Jaques et Françoise .... trois pommes
A
ai
B
a
C
avons
D
ont

Slide 28 - Quiz

Le chat ... mal à la patte
A
ai
B
as
C
a
D
avons

Slide 29 - Quiz

Exercices (p.48 e.v.)
Je maakt:
30 a,b,c zelfstandig
30 d klassikaal
31a,c,d,e zelfstandig
32 zelfstandig
Devoirs(huiswerk): je leert bloc H (het rijtje van avoir)

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Vidéo

Ça va bien?

Slide 32 - Diapositive

Nakijken: les exercices 30,31.
Daarna gaan we oefenen met de oefeningen in chapitre 4 (p. 140)
4a,b,c

Slide 33 - Diapositive

Les devoirs (huiswerk)
Apprendre (leren): het rijtje avoir (p. 49)

Slide 34 - Diapositive

Un petit examen
Savez -vous toutes les réponses?

Slide 35 - Diapositive

Exercices

Slide 36 - Diapositive

Merci d'avoir écouté!

Slide 37 - Diapositive

Non, j'.... un frère
A
ai
B
a
C
as
D
ont

Slide 38 - Quiz