Je kunt door zowel je neus ademen als door je mond maar wat is beter?
A
Door je mond dat is sneller bij je longen
B
Door je neus want daar zit slijmvlies
C
Door je mond, dat wordt verwarm en bevochtigd
D
Je kunt het best afwisselen
Slide 5 - Quiz
Neusholte
Ingeademde lucht wordt verwarmd en bevochtigd
Neus slijmvlies tegen micro organismen
Trilharen
Verbinding met Neusbijholten
Slide 6 - Diapositive
En nu in het Latijn.. Keelholte is?
A
Larynx
B
Farynx
C
Trachea
D
Epiglottis
Slide 7 - Quiz
Keelholte
Slide 8 - Diapositive
Keelholte (Farynx)
Achter neus- en mondholte met 2 openingen naar beneden:
slokdarm en strottenhoofd.
Keel ook in verbinding met middenoorruimte via
buis van Eustachius
Slide 9 - Diapositive
Larynx (strottenhoofd)
Beweeglijke schildkraakbeen (adamsappel)
Onbeweeglijke ringkraakbeen (zegelring)
2 bekerkraakbeentjes vast aan rand ringkraakbeen (belangrijk voor de stembanden)
Strotklepjes (sluit luchtpijp af bij slikken)
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Diapositive
Strottenhoofd (larynx)
Verbinding keelholte en luchtpijp.
Bouw:
Kraakbeenstukken
Verbonden met dwarsgestreept spierweefsel (Reageert en werkt snel, is ook snel moe, Werkt willekeurig, dus onder invloed van onze wil)
Ligamenten (gewrichtsbanden)
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Diapositive
Keelholte en strottenhoofd
In de keelholte zitten de huig en het strottenklepje.
De huig: sluit de neusholte af als je voedsel inslikt.
De strottenklep sluit de luchtpijp af.
In het strottenhoofd zitten je stembanden
Slide 14 - Diapositive
Wat is de functie van de huig?
A
Sluit de keelholte af tijdens het ademhalen.
B
Sluit de luchtpijp af tijdens het slikken.
C
Sluit de neusholte af tijdens het slikken.
D
Sluit de slokdarm af tijdens het ademhalen.
Slide 15 - Quiz
Bij verslikken staat de huig OPEN/DICHT. Het strotklepje staan dan OPEN/DICHT
A
Open - dicht
B
Open - open
C
Geen van allen goed!
D
Dicht - dicht
Slide 16 - Quiz
Trachea (luchtpijp)
Slide 17 - Diapositive
Trachea
De wand van de luchtpijp bestaat van binnen naar buiten uit de volgende onderdelen: trilhaarepitheel met slijmcellen; dit is zeer gevoelig, waardoor bij prikkeling door stof reeds een hoestreflex ontstaat.
bindweefsel met veel bloedvaten en zenuwen
glad spierweefsel
hoefijzervormige kraakbeenstukken die de luchtweg steeds openhouden.
Slide 18 - Diapositive
Wat is de juiste volgorde waarin de luchtwegen zich vertakken, van groot naar klein?