Communicatie Verbale en non-verbale communicatie

Verbale & non-verbale communicatie
Communicatie 
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
WelzijnMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Verbale & non-verbale communicatie
Communicatie 

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen 
De student:
  • kan benoemen wat verbale communicatie is
  • kan benoemen wat non-verbale communicatie is

Slide 2 - Diapositive

Verschillende manieren van communicatie


1. Non-verbaal/verbaal
2. Eenzijdig of tweezijdig
3. Persoonlijk of massaal






Slide 3 - Diapositive

0

Slide 4 - Vidéo

P-P-P-Pokerface
  • Het woord Pokerface komt dus van het spel, pokeren.

  • Je kan communiceren met woorden         verbale communicatie         praten of schrijven
  • Je kan communiceren zonder woorden:
      non-verbale communicatie        duim opsteken of zwaaien

Slide 5 - Diapositive

Een "pokerface' is een voorbeeld van
A
Verbale communicatie
B
Non-verbale communicatie

Slide 6 - Quiz

Een knipoog
Het doorgeven van informatie gaat dus niet alleen 
met woorden. 

Je kan een knipoog gebruiken om aan te geven of je iemand leuk vindt.

 non-verbale communicatie  = lichaamstaal

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Een knipoog is een voorbeeld van
A
Verbale communicatie
B
Non-verbale communicatie

Slide 9 - Quiz

Een mailtje sturen is een voorbeeld van
A
Verbale comminicatie
B
Non-verbale communicatie

Slide 10 - Quiz

Iemand de hand schudden is een voorbeeld van
A
Verbale communicatie
B
Non-verbale communicatie

Slide 11 - Quiz

Lichaamstaal
55% van de communicatie bestaat uit lichaamstaal,

38% wordt geuit door de stemklank en slechts

7% wordt gecommuniceerd door middel van woorden.

Slide 12 - Diapositive

Hoe kun je praten met je lichaam?
  • Het grootste mannetje in een groep gorilla's heet een zilverrug. Deze man is de baas. Daar heeft hij geen woorden voor nodig, dat laat hij met zijn lichaamshouding zien. 

Slide 13 - Diapositive

Hoe kun je praten met je lichaam?
  • Mensen laten elkaar veel weten zonder iets te zeggen. Als Denise thuis komt weet haar moeder gelijk dat Denise een goed cijfer gehaald heeft. Dit kan ze zien aan haar gezicht, ze lacht en is blij. 
  • In de onderstaande afbeelding zie je aan de ogen, stand van 
    de wenkbrauwen en mond hoe iemand zich voelt.

Slide 14 - Diapositive

Hoe kun je praten met je lichaam?
  • Vaak doet je hele lichaamshouding mee om gevoelens te laten zien. Denise kwam huppelend naar huis, ze heeft haar schouders recht en haar hoofd rechtop. daaraan kon haar moeder zien dat ze vrolijk was.
  • Als je een beetje sloft met je voeten, naar beneden kijkt en je schouders laat hangen, straal je somberheid uit. 
  • Je kan dus met je lichaam laten zien hoe je je voelt, dit heet lichaamstaal

Slide 15 - Diapositive

Als je luistert, dan let je op wat iemand zegt. Je luistert naar de verbale uitdrukking. Maar je kijkt ook naar de houding van de spreker, de nonverbale uitdrukking en alles wat de spreker niet zegt, maar wel doet en bedoelt.


Verbaal = wat je zegt

Non-verbaal= hoe je het zegt

 


Communicatie: Verbaal en non-verbaal

Slide 16 - Diapositive

Lichaamstaal en indruk
Als je iemand voor het eerst ziet heb je al een beeld van hoe iemand is.
Dat beeld maak je door het uiterlijk dat iemand heeft.
De kleding, de haren , bril, etc.
Kijk maar naar het volgende filmpje.

Slide 17 - Diapositive

0

Slide 18 - Vidéo


Boos, bedroefd, blij, beschaamd en bang 

Slide 19 - Diapositive

Wat is lichaamstaal?
A
Veel vertellen door te praten
B
Weinig vertellen met veel emotie
C
Vertellen hoe je je voelt door te praten en te luisteren
D
Vertellen hoe je je voelt, zonder te praten

Slide 20 - Quiz

Non-verbale communicatie is:
A
Spreken en luisteren
B
Alleen via je lichaamstaal communiceren
C
Spreken en je lichaamstaal gebruiken

Slide 21 - Quiz

Wat kun je beter niet doen bij een belangrijk gesprek
A
Rechtop zitten
B
De ander recht aankijken
C
Kauwgum kauwen
D
Je handen over elkaar hebben

Slide 22 - Quiz

Welke emotie zie je hier?
A
Bang
B
Verdrietig
C
Boos
D
Blij

Slide 23 - Quiz

Welke emotie zie je hier?
A
Bang
B
Verliefd
C
Boos
D
Blij

Slide 24 - Quiz

Welke emotie zie je hier?
A
Bang
B
Verliefd
C
Blij

Slide 25 - Quiz