1ah chapter 3

Good morning 1AH

1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 18 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Good morning 1AH

Slide 1 - Diapositive

Lesson plan
Grammar revision

Test yourself 

Slide 2 - Diapositive

Aim
At the end of this lesson you'll understand all the grammar

Slide 3 - Diapositive

Questions with to be (page 45)
Vraagzinnen met to be maak je door de vorm van to be (am, is, are) vooraan in de zin te zetten. De rest van de zin blijft hetzelfde.
VB. We are late --> Are we late?
VB. She is nice --> Is she nice?

Slide 4 - Diapositive

Questions with to have/has got
Vraagzinnen met to have/has got maak je door de vorm van to have/has got vooraan in de zin te zetten. De rest van de zin blijft hetzelfde.




She has got a boyfriend.------------------------Has she got a boyfriend?

We have got a car.-------------Have we got a car?

Slide 5 - Diapositive

Plurals 
Textbook page 45

Slide 6 - Diapositive

Plurals.... short summary
Textbook page 45 
Plural = ? 

  • Bij een zelfstandig naamwoord plak je er een -s achter. 
  • Woorden die eindigen op een -s krijgen -es. 
  • Woorden die eindigen op een -o krijgen -es.
  • Woorden die eindigen op een medeklinker -y krijgen -ies. 
  • Woorden die eindigen op -F(e) krijgen -ves. 
  • Leren uit het hoofd. 






Slide 7 - Diapositive

Meervoud: algemeen






 


Slide 8 - Diapositive

Meervoud: s-klank






 


Slide 9 - Diapositive

Meervoud: medeklinker+o






 


Slide 10 - Diapositive

Meervoud: -f / -fe






 


Slide 11 - Diapositive

Meervoud: medeklinker+y






 


Slide 12 - Diapositive

Meervoud: klinker+y






 


Slide 13 - Diapositive

Meervoud: Uitzonderingen 1






 


Slide 14 - Diapositive

Meervoud: Uitzonderingen 2






 


Slide 15 - Diapositive

Comparative - superlative


Slide 16 - Diapositive


  • Comparative and superlative
  • To describe things or people you use nouns. naamwoorden. 
  • example: small, old, strong, cold, fast

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Vidéo