2KB/BB - unit 1 grammatica recap deel I en II

Oefenstof 
 Unit 1 - California!

Toetsleerstof: Lesson 1.2 t/m 1.5
WORDS + GRAMMAR + EXPRESSIONS
1 / 54
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

Cette leçon contient 54 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Oefenstof 
 Unit 1 - California!

Toetsleerstof: Lesson 1.2 t/m 1.5
WORDS + GRAMMAR + EXPRESSIONS

Slide 1 - Diapositive

WORDS
De WORDS leer je via: 
Unit 1 - Leerstof
- Study Box Lesson 2 (Listening)
- Study Box Lesson 3 (Speaking) 

En de word trainer of Test Yourself
in All Right! online.

Slide 2 - Diapositive

OF
- Online word trainer Malmberg
- Quizlet
- Blooket

Linkje nodig? Vraag het me!

Slide 3 - Diapositive

Deel I, lesson 2 + 3
Plurals (meervoud)
Personal pronouns

Slide 4 - Diapositive

GRAMMAR - meervoud

Slide 5 - Diapositive

Meervoud van:
car

A
car
B
cars
C
caren
D
cares

Slide 6 - Quiz

Meervoud van:
pizza
A
pizza's
B
pizzas
C
pizza'z
D
pizzaz

Slide 7 - Quiz

Meervoud van:
life
A
life
B
lifes
C
lives
D
livez

Slide 8 - Quiz

Meervoud van:
wolf
A
wolves
B
wolfs
C
wolvs
D
wolfes

Slide 9 - Quiz

Meervoud van:
phone
A
phonez
B
phones
C
phonees
D
phone

Slide 10 - Quiz

Meervoud van:
elf
A
elfs
B
elvs
C
elfes
D
elves

Slide 11 - Quiz

Meervoud van:
knife
A
knife
B
knifes
C
knive
D
knives

Slide 12 - Quiz

Meervoud van:
baby
A
baby's
B
babies
C
babys
D
babie's

Slide 13 - Quiz

Meervoud van:
lady

Slide 14 - Question ouverte

Meervoud van:
potato

Slide 15 - Question ouverte

Meervoud van:
box

Slide 16 - Question ouverte

Meervoud van:
table

Slide 17 - Question ouverte

Meervoud van:
bus

Slide 18 - Question ouverte

Meervoud van:
party

Slide 19 - Question ouverte

GRAMMAR: persoonlijke voornaamwoorden
you
me
us
them
him
you
her
it

Slide 20 - Diapositive

Persoonlijke voornaamwoorden
I
You
She
We
You
They
He
It
Jij/je
Wij/we
Zij (MV)
Ik
Jullie
Hij
Zij (EV)
Het

Slide 21 - Question de remorquage

Which of these words is a personal pronoun?
A
Orange
B
you
C
car
D
blue

Slide 22 - Quiz

Pick a personal pronoun:
... is cold outside.
A
He
B
We
C
She
D
It

Slide 23 - Quiz

A personal pronoun:
.... are very good friends. (wij)
A
he
B
they
C
you
D
we

Slide 24 - Quiz

Kies de juiste personal pronoun

..... is sitting in the garden
A
She
B
Him

Slide 25 - Quiz

Choose the correct personal pronoun:

_____ is from London. (zij)
A
she
B
they
C
he
D
we

Slide 26 - Quiz

A personal pronoun:
... is from Curacao. (zij)
A
she
B
they
C
he
D
we

Slide 27 - Quiz

Kies de juiste personal pronoun

..... is sitting in the garden
A
She
B
Him

Slide 28 - Quiz

A personal pronoun:
... is from Curacao. (zij)
A
she
B
they
C
he
D
we

Slide 29 - Quiz

Welke Personal Pronoun kan je als vervanging gebruiken?
They
She
He
It
We
Sister
Boy
School
Dad
Cars
Emily & Jack
Bike
Sophia and I
Parents
Teacher

Slide 30 - Question de remorquage

She-He-It
They
We
You
You and Tom
You and me
My family
That book
My brother and I
John and Diana
His parents
You and your team
Elisabeth
My uncle

Slide 31 - Question de remorquage

Klaar?
Vragen? Zo niet: 
1. Woordjes + zinnen leren
2. Blooket
3. Test jezelf

Slide 32 - Diapositive

Deel II, lesson 4 + 5
Possessive pronouns (bezittelijke voornaamwoorden)
Reflexive pronouns (wederkerende voornaamwoorden)

Slide 33 - Diapositive

GRAMMAR: bezittelijke voornaamwoorden
mijn =
jouw =
zijn =
haar = 
zijn/haar =
onze = 
jullie =
hun = 
= van mij
= van jouw
= van hem
= van haar
xxxxxxxxxx
= van ons
= van jullie
= van hen

Slide 34 - Diapositive

Match de juiste vertalingen van de bezittelijke voornaamwoorden.
his
my
her
their
your
our
its
mijn
zijn
jouw
haar
onze
hun
zijn/haar

Slide 35 - Question de remorquage

Match de juiste vertalingen van de bezittelijke voornaamwoorden.
hers
his
yours
theirs
ours
mine
van hen
van haar
van ons
van jouw
van hem
van mij

Slide 36 - Question de remorquage

Vertaal:
Mijn pen

Slide 37 - Question ouverte

Vertaal:
Haar hond

Slide 38 - Question ouverte

Vertaal:
Jullie huis

Slide 39 - Question ouverte

Vertaal:
Dit is mijn pen.

Slide 40 - Question ouverte

Vertaal:
Jouw hond is bruin.

Slide 41 - Question ouverte

Vertaal:
Onze tuin is groter.
Tuin - garden

Slide 42 - Question ouverte

Vertaal:
Ik ben mijn pen kwijt.

Slide 43 - Question ouverte

Vertaal:
Hij weet niet waar zijn hond is.

Slide 44 - Question ouverte

Vertaal:
Waar is jullie huis?

Slide 45 - Question ouverte

Slide 46 - Diapositive

Reflexive pronouns
Myself
Yourself
Herself
Ourselves
Themselves
Himself
Itself
Jij ziet jezelf
Wij zien onszelf
Zij zien zichzelf
Ik zie mezelf
Hij ziet zichzelf
Zij ziet zichzelf
Het ziet zichzelf

Slide 47 - Question de remorquage

Robert made this t-shirt......
A
herself
B
themselves
C
ourselves
D
himself

Slide 48 - Quiz

We have been amusing ...... for two whole weeks.
A
themselves
B
itself
C
ourselves
D
yourselves

Slide 49 - Quiz

Tim and Gerry, if you want more milk, help........
A
themselves
B
yourselves
C
ourselves
D
yourself

Slide 50 - Quiz

Alice and Doris collected the stickers ............
A
themselves
B
yourselves
C
herself
D
myself

Slide 51 - Quiz

A lion can defend ...........
A
herself
B
itself
C
himself
D
myself

Slide 52 - Quiz

Klaar?
1. Woordjes + zinnen leren
2. Blooket
3. Test jezelf

Slide 53 - Diapositive

EXPRESSIONS
De EXPRESSIONS leer je via:
Unit 1 - Leerstof
Study Box Lesson 3 (Speaking) 
Expression A + B + C + D

En de Test Yourself in All Right! online.

Slide 54 - Diapositive