Past Simple

• Engels
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Past Simple

Past Simple

Je gebruikt de Past Simple als iets gebeurd is in de verleden tijd en ook beëindigd is.

Wij noemen de Past Simple de Verleden Tijd.

 Regelmatige werkwoorden (rww)

Achter het werkwoord plaats je 'ed'

I walk -> I walked

it rains-> it rained

they beg-> they begged

 RWW Spelling

Als een werkwoord eindigt op -e, dan komt er in de past simple alleen een -d achter:

I live - I lived

you move - you moved

In de past simple wordt de laatste medeklinker verdubbeld als er één klinker voor staat:

I drop - I dropped

they plan - they planned

 RWW Spelling

Als een werkwoord eindigt op -y, dan komt er in de past simple een -ied achter:

I carry- I carried

you study- you studied

In de past simple komt er een -ed achter als er een klinker voor staat:

I play - I played

Past Simple Signaalwoorden

In de zin staat vaak een tijdsbepaling van verleden tijd.

• yesterday
• last week
• ten minutes ago
• in 2007
• this morning
  

Je gebruikt de Past Simple als...

1. iets gebeurd is in de toekomst
2. iets iedere dag gebeurt
3. iets gebeurd is in het verleden en afgerond is
4. iets nog niet gebeurd is

What is correct?
Yesterday I ..... (clean) the kitchen.

1. clean
2. cleaned

What is correct?
You ..... (plan) to meet King Charles in London.

1. planned
2. planed
3. planning
4. plan

Past Simple - Vraag

Vraagzinnen

Did + hele ww (1e kolom):

Did you walk to school yesterday?

Turn into questions
My sister played the guitar last year.

1. Did my sister play the guitar last year?
2. Did my sister played the guitar last year?
3. Does my sister play the guitar last year?

Turn into questions
I saw St. Nicolas at school.

1. Did I see St. Nicolas at school?
2. Do I see St. Nicolas at school?
3. Did I saw St. Nicolas at school?

Turn into questions
We met Prince William last year.

1. Does we met Prince William last year
2. Did we met Prince William last year?
3. Did we meet Prince William last year?

Turn into questions
I helped you with your homework.

1. Did I helped you with your homework?
2. Did I help you with your homework?
3. Do I help you with your homework?

Turn into questions
They studied very hard for the test.

1. Do they studied very hard for the test?
2. Did they studied very hard for the test?
3. Did they study very hard for the test?

Ik denk dat ik het

1. helemaal snap.
2. een beetje snap.
3. helemaal niet snap.

Om me te verbeteren, heb ik nodig:

1. nog een keertje uitleggen a.u.b. en misschien nog een keer
2. extra digitaal oefenen via wikiwijs
3. extra oefenen op papier
4. iets anders

Exercises

Start with: Lesson 1 ex. 1-4

Continue or homework for 7-3: Lesson 4 ex. 1 t/m 12

Read Mathilda Arithmetic tot The Trunchbull for 8-3