Adjectives / Adverbs

Adjectives / Adverbs
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Adjectives / Adverbs

Slide 1 - Diapositive

Vandaag...
Werkwoord / Zelfstandig naamwoord
Bijvoegelijk naamwoord / Bijwoord

Doel: aan het einde van de les weten we het verschil tussen een bijvoeglijk naamwoord en het bijwoord
en weten we hoe we deze moeten toepassen.

Slide 2 - Diapositive

Bijvoeglijk naamwoord (adjective)
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een
zelfstandig naamwoord.

Zelfstandig naamwoorden zijn mensen, dieren, dingen
en je kunt er vaak de, het of een voor zetten.

Slide 3 - Diapositive

Bijvoeglijk naamwoord (adjective)
Het mooie meisje
Een makkelijk vak
De fantastische show
De groene auto
-> The beautiful girl
-> An easy subject
-> The fantastic show
-> The green car

Slide 4 - Diapositive

Bijwoord (adverb)
Een bijwoord zegt iets over een werkwoord (de manier waarop iets gebeurt, actie in de zin).

Een werkwoord is iets wat je kunt doen: doewoord.
fietsen - schrijven
praten - kijken
koken - slapen

Slide 5 - Diapositive

Bijwoord (adverb)
Madonna sings beautifully.
("beautifully" zegt iets over de manier van zingen.)

The dog ate slowly.
("slowly" zegt iets over de manier van eten)

We walk quickly.
("quickly" zegt iets over de manier van lopen)



Slide 6 - Diapositive

De meeste bijwoorden worden gevormd door -ly toe te voegen aan het bijvoeglijke naamwoord.
beautiful
careful
nice
slow
quick

-> beautifully
-> carefully
-> nicely
-> slowly
-> quickly

Slide 7 - Diapositive

De meeste bijwoorden worden gevormd door -ly toe te voegen aan het bijvoeglijke naamwoord.
Bijwoorden die eindigen op
-le wordt -ly



terrible
horrible
incredible
-> terribly
-> horribly
-> incredibly

Slide 8 - Diapositive

De meeste bijwoorden worden gevormd door -ly toe te voegen aan het bijvoeglijke naamwoord.
Bijwoorden die eindigen op:
medeklinker + -y wordt  -ily


easy
happy
angry
-> easily
-> happily
-> angrily

Slide 9 - Diapositive

De meeste bijwoorden worden gevormd door -ly toe te voegen aan het bijvoeglijke naamwoord.
Bijwoorden die eindigen op:
-ic wordt -ally

fantastic
classic
ironic
-> fantastically
-> classically
-> ironically

Slide 10 - Diapositive

Be careful!!

Sommige bijvoeglijke naamwoorden hebben een heel ander bijwoord.
He is a good boy. - He studies well.

Bij sommige bijvoeglijke naamwoorden is het bijwoord hetzelfde!
Bij fast, long, fair, low
That is a fast car. - It drives fast

Slide 11 - Diapositive

Nigel drives a _____ car.
A
beautiful
B
beautifully

Slide 12 - Quiz

Demi leaves the room _____.
A
quick
B
quickly

Slide 13 - Quiz

Dominique is a very _____ boy.
A
smart
B
smartly

Slide 14 - Quiz

Ruben opens his books _____.
A
fast
B
fastly

Slide 15 - Quiz

Mohammed always wears _____ clothes.
A
nice
B
nicely

Slide 16 - Quiz

D'Rachell climed up the ladder ___________
A
careful
B
carefully

Slide 17 - Quiz

D'Andre acted __________
A
good
B
excellently

Slide 18 - Quiz

They think English is an _________ language
A
easy
B
easily

Slide 19 - Quiz

I know that Shanté is a ________ chef
A
wonderful
B
wonderfully

Slide 20 - Quiz

The food tastes ____________
A
awful
B
awfully

Slide 21 - Quiz

Monique sings very __________ for her age
A
good
B
well

Slide 22 - Quiz

Wat is juist?
Mr Trump ..... fell in the grass.
A
sudden
B
suddenly

Slide 23 - Quiz

Slide 24 - Vidéo