Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactif et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
24 février 2025
Slide 2 - Diapositive
Jeudi 13 février
Le test : Hoe ging het?
Mensen die moeten inhalen :
- Sven (27-02)
- Pepijn (27-02)
- Lennard (27-02)
- Lieke (27-02)
- Gilles (27-02)
Slide 3 - Diapositive
Programme de la semaine (week)
- Un verbe (w.w) c'est quoi ? Comment le conjuguer (vervoegen)?
- Intro chap 5 : regarder une vidéo et répondre à des questions.
- Décrire un personnage sur une image, se décrire, et jouer à QUI est QUI.
Doel 1 : Je weet het verschil tussen een regelmatige ww. en onregelmatige ww. met name (avoir et être)
Doel 2 : Je kun je jezelf beschrijven.
Doel 3 : Je kan iemand beschrijven en je buurman laten raden wie deze persoon is.
Slide 4 - Diapositive
Un verbe définition
Een werkwoord is een woordsoort die een handeling, gebeurtenis of toestand in de zin aangeeft, of die helpt uit te drukken. Het werkwoord richt zich naar het onderwerp(dat is degene die, of hetgene wat iets doet of beleeft: ik, jij, hij, wij, zij,het of genoemd bij naam enz.).
>>>> 1. Je kent alle onderwerpen in het FRANS!
Slide 5 - Diapositive
ik
jij
hij
zij
wij
jullie
zij(m)
zij (v)
Associe les nombres avec les lettres.
Je
Elles
Nous
Il
Tu
Elle
Vous
Ils
Slide 6 - Question de remorquage
Wat als ik een eigennaam heb?
Vervang door het juiste Franse onderwerp : Je/tu/il/elle/nous/vous/ils/elles
Simon =
Julie
Tom et Simon =
Sophie et Julie =
Lucie et moi =
Lucie et toi =
Correction : il / elle / ils / elles / nous / vous