2BK H3.2

Hoofdstuk 3 Wat mag wel en wat mag niet?
3.2 Hoe verloren vorsten hun macht?
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Hoofdstuk 3 Wat mag wel en wat mag niet?
3.2 Hoe verloren vorsten hun macht?

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Herhaling 3.1
Tbs
Burgerlijk recht
Officier van justitie
Advocaat
Plicht
Recht
Opsluiting psychiatrische kliniek.
Buren- en familieruzies. 
Wil bewijzen dat de dader schuldig is.
Verdedigt de verdachte.
Belasting betalen
Stemmen

Slide 2 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Rechten en plichten
Recht: iets wat je mag
Plicht: iets wat je moet 

Vroeger bedacht de koning van een land de rechten en plichten. Hij deed dit helemaal zelf, hij hoefde aan niemand verantwoording af te leggen. 
= absolutisme of regeren met absolute macht. 

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Lodewijk XVI
Deze koning regeerde met absolute macht. 

In een land waren drie groepen: de burgers, edelen en geestelijken. Van elke stand kwam er een aantal vertegenwoordigers naar Parijs. 
= de Staten-Generaal. 
De koning wilde de belasting verhogen omdat zijn geld op was. Op dit moment kwamen de burgers/ de Staten Generaal steeds meer in opstand.

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Opstand
De burgers wilden in ruil voor het betalen van extra belasting het recht om mee te beslissen met het maken van wetten. 
Toen de koning dit weigerde, kwam een groot deel van de Staten-Generaal in opstand

Op 14 juli 1789 bestormden Parijse burgers de Bastille, een gevangenis. Ook op het platteland kwamen de boeren in opstand tegen de edelen. 

Het volk liet zien dat het tegen absolutisme was > de Franse Revolutie

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

0

Slide 6 - Vidéo

Tot 7.25?
De Franse revolutie
De voorstanders van de revolutie, de revolutionairen, namen het bestuur van het land over. Ze noemden zich de 'Nationale Vergadering'. Lodewijk bleef wel koning, maar zonder macht. 

In 1792 wilde hij vluchten naar het buitenland, dit werd ontdekt en Lodewijk werd afgezet. Frankrijk werd een republiek = een land zonder koning. 
Een jaar laten onthoofden revolutionairen Lodewijk met een guillotine.  

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Zet de historische gebeurtenissen in de juiste volgorde. 
1
2
3
4
5
6
De koning heeft absolute macht.
De koning wilde de belasting verhogen.
De koning weigert de burgers meer macht te geven.
Burgers bestormen de Bastille.
De revolutionairen komen aan de macht. 

Slide 9 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Napoleon
Na de revolutie in 1789 bleef het onrustig in Frankrijk, mensen werden het niet eens over wie het land nou moest besturen. 

Er waren veel rellen die het leger moest onderdrukken. Napoleon Bonaparte was een generaal in het leger. De populaire generaal kreeg steeds meer macht en het volk steunde hem. 
Uiteindelijk zette hij de regering af en hij werd koning van Frankrijk. 

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Nederland
Ook in Nederland waren mensen die vonden dat burgers meer macht moesten krijgen = patriotten. 
Zij wilden dat het volk, de burgers, zelf hun bestuurders kon kiezen. 

De republiek Nederland werd toen bestuurd door stadhouders en regentenfamilies. Het leek erg op de macht van absolute vorsten. 
De patriotten kwamen hiertegen in opstand = democratische revolutie. 

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Begrippencheck:
absolutisme
A
Een democratisch bestuur.
B
Alle volksvertegen-woordigers.
C
Land waarover een koning regeert.
D
In je eentje alles zelf beslissen.

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Begrippencheck:
de Staten-Generaal
A
Een democratisch bestuur.
B
Alle volksvertegen-woordigers.
C
Land waarover een koning regeert.
D
In je eentje alles zelf beslissen.

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Begrippencheck:
democratische revolutie
A
Opstand in Frankrijk.
B
Verandering waarbij het volk macht krijgt.
C
Land waarover een koning regeert.
D
In je eentje alles zelf beslissen.

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Begrippencheck:
patriotten
A
Opstand in Frankrijk.
B
Verandering waarbij het volk macht krijgt.
C
Groep Nederlanders die meer macht voor het volk wilde.
D
Hoofd van de regering.

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De Bataafse Revolutie
De patriotten kwamen in opstand tegen de machthebbers. Ze vochten tegen de prinsgezinden of orangisten: aanhangers van de prins Willem V. 
Er brak een oorlog uit tussen de patriotten en de prinsgezinden, Willem V vluchtte uit Den Haag. Toen de prinsgezinden dreigden te winnen, zochten de patriotten steun bij Frankrijk. Met hulp van het Franse leger versloegen de patriotten de orangisten in 1795. 
Ze namen het bestuur van Willem over. Nederland werd de Bataafse Republiek. 

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Twee revoluties. 
Franse Revolutie
Bataafse Revolutie
patriotten
Lodewijk XVI
Willem V
guillotine
orangisten
Bastille
Nationale Vergadering
stadhouder

Slide 17 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

De Verlichting 
In de tijd van pruiken en revoluties gingen mensen steeds meer nadenken over de wereld om hen heen.
Bv. Hoe regeer je een land het best? Hoezo botsen de planeten niet op elkaar? 
< planetarium. 

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wetenschappelijk denken
= onderzoeken door experimenteren, goed kijken en daarvan leren. 

Hierdoor werden veel nieuwe uitvindingen gedaan, bv. de telescoop en de microscoop. 
> een wetenschappelijke revolutie. 

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions