Kennismaken - vraagwoorden

Kennismaken
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2ISK

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Kennismaken

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat gaan we vandaag doen?

9:50 - 10:40 - Vragen met vraagwoorden schrijven
13:10 - 14:50 - Woorden herhalen en podcasts maken
14:50 - 15:40 - Disk toets

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat leren jullie in deze les?

  • Je schrijft vragen met vraagwoorden om kennis te maken.
  • Je schrijft een antwoord op vragen om kennis te maken.

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat gaan we doen in deze les?

  • We beantwoorden vragen in een Lessonup en denken na over de zinsvolgorde van jullie antwoorden.
  • Jullie maken oefeningen.
  • We spelen een spel met vraagwoorden.

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Pak je laptop 
en ga naar lessonup.app

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe heet jij?

Slide 6 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe oud ben jij?

Slide 7 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Uit welk land kom jij?

Slide 8 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar woon jij?

Slide 9 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn je hobby's?

Slide 10 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de zinsvolgorde (werkwoord, onderwerp, rest) in een hoofdzin?

Ik heet Ali.
Ik ben 16.
Ik kom uit Oekraïne.
Ik woon in Roermond.
Ik speel de piano in mijn vrije tijd.
Mijn hobby's zijn piano spelen en basketballen.

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de zinsvolgorde in een hoofdzin?
Ik heet Ali.
Ik ben 16.
Ik kom uit Oekraïne.
Ik woon in Roermond.
Ik speel de piano in mijn vrije tijd. 
Mijn hobby's zijn basketbal en piano spelen.
onderwerp - werkwoord - rest

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat vraag je als je wilt weten
hoe oud iemand is?

Slide 13 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat vraag je als je wilt weten
hoe iemand heet?

Slide 14 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat vraag je als je wilt weten
waar iemand woont?

Slide 15 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat vraag als je wilt weten
wat iemands hobby's zijn?

Slide 16 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat vraag je als je wilt weten
uit welk land iemand komt?

Slide 17 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat vraag je als je wilt weten
welke talen iemand spreekt?

Slide 18 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de zinsvolgorde in een vraagzin met vraagwoord?
Hoe oud ben jij?
Hoe heet jij?
Waar woon jij?
Wat zijn jouw hobby's?
Waar kom jij vandaan?
Welke talen spreek jij?

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de zinsvolgorde in een vraag met vraagwoord?
Hoe oud ben jij?
Hoe heet jij?
Waar woon jij?
Wat zijn je hobby's?
Waar kom je vandaan?
Welke talen spreek je?
vraagwoord - werkwoord -onderwerp - rest

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

waar
zit
jij
op
school

Slide 21 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

ik
zit
hier
op
school

Slide 22 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

waar
kom
je
vandaan

Slide 23 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

ik
kom
uit
Syrië

Slide 24 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

hoe
oud
is
hij

Slide 25 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

hij
15
is

Slide 26 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Maak oefeningen

1. Disk taak 3 in de Classroom
2. Van A tot Zin blz. 134 en 135 opdracht 1 en 2
3. Al klaar? Maak de extra oefeningen in de Classroom

Slide 27 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Stel een vraag met het vraagwoord:

Slide 28 - Diapositive

Leerlingen antwoorden per tweetal op een antwoordbordje.

Moeilijker: Gebruik in elke zin ook minstens één woord uit de woordenlijst van dit thema.