Herhaling

Herhaling H6
Lezen: Lay-out van een tekst
Woordenschat: Begrijpen wat er staat
Taalverzorging: Aan elkaar of los
Taalverzorging: Schrijven zonder fouten
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Herhaling H6
Lezen: Lay-out van een tekst
Woordenschat: Begrijpen wat er staat
Taalverzorging: Aan elkaar of los
Taalverzorging: Schrijven zonder fouten

Slide 1 - Diapositive

Lezen:
Wat hoort er allemaal bij de
lay-out van een tekst?

Slide 2 - Carte mentale

Slide 3 - Diapositive

Lay-out of opmaak
  • Titel
  • Tussenkopjes
  • Lettertype
  • Lettergrootte 
  • Kolommen 
  • Tekstkleur
  • Afbeeldingen

Slide 4 - Diapositive

Afbeeldingen
Afbeeldingen worden aan de tekst toegevoegd om:

  • De aandacht van de lezer te trekken
  • Nieuwe informatie toe te voegen
  • De tekst te verduidelijken

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Welke functie heeft de afbeelding (het kaartje) onderaan de bladzijde?
A
De aandacht van de lezer trekken
B
Nieuwe informatie toevoegen
C
De tekst duidelijker maken

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Diapositive

De afbeelding in de advertentie is vooral bedoeld om:
A
Nieuwe informatie toe te voegen
B
De aandacht van de lezer te trekken
C
De tekst duidelijker te maken

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Diapositive

De afbeelding (het schema) in de tekst is vooral bedoeld om:
A
De aandacht van de lezer te trekken
B
De tekst duidelijker te maken
C
Nieuwe informatie aan de tekst toe te voegen

Slide 11 - Quiz

Welke functies kan een afbeelding hebben?

Slide 12 - Question ouverte

Het lettertype hoort niet bij de lay-out van een tekst
A
Juist
B
Onjuist

Slide 13 - Quiz

Woordenschat
Wat is de betekenis van de volgende woorden?

Slide 14 - Diapositive


Wezen
A
Gebied in de buurt
B
Een levend iets, zoals een mens of dier
C
Woord
D
Eerst, in het begin

Slide 15 - Quiz


Goederen
A
Spullen, dingen
B
Heel erg goed
C
Ergens voordeel van hebben
D
Nagedacht over, bedacht

Slide 16 - Quiz


Profiteren van
A
Woord
B
Punt van waaruit je naar iets kijkt
C
Hebben, kunnen gebruiken
D
Ergens voordeel van hebben

Slide 17 - Quiz


Term
A
Gebied in de buurt
B
Gebruikt
C
Woord
D
Een levend iets

Slide 18 - Quiz


Perspectief
A
Ergens voordeel van hebben
B
Punt van waaruit je naar iets kijkt
C
Eerst, in het begin
D
Spullen

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Diapositive