Culturele en kunstzinnige vormingMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4
Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Hoeveel weken voordat de première begint de repetitie periode !?
A
Twee tot vier weken.
B
Vier tot zes weken.
C
Zes tot acht weken.
D
Acht tot tien weken.
Slide 5 - Quiz
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Diapositive
Wat is de definitie van een try-out !?
A
Een proefvoorstelling waarbij oneffenheden nog kunnen worden hersteld.
B
Een proefvoorstelling waarbij de acteurs zonder onderbrekingen spelen.
C
Rondreis van een voorstelling langs verschillende theaters.
D
De plaats en beweging van de acteurs op het toneel.
Slide 8 - Quiz
Regisseur I
Aan de ene kant staat de regisseur met een vast plan in zijn hoofd. Hij ziet duidelijk voor zich hoe zijn voorstelling eruit gaat zien en wijkt daar zo min mogelijk vanaf. De acteurs hebben zelf dus relatief weinig inbreng.
Regisseur II
hierbij stelt de regisseur de acteurs mede verantwoordelijk voor de tekstinspiratie en de voorstelling. Hij heeft aan het begin nog geen duidelijk plan voor ogen. Tijdens de repetities wordt via gesprekken en improvisaties duidelijk hoe de voorstelling eruit gaat zien. De acteurs hebben dus een grote eigen inbreng.
Regisseur III
Hierbij weet de regisseur heel goed wat hij wil, maar ook een groot vertrouwen heeft in de intuïtie en creativiteit van de acteurs. Hij staat open voor hun suggesties en uit improvisaties ontstaan vaak nieuwe ideeën. Het eindproduct kan dus grote verschillen vertonen met het regieconcept.
Slide 9 - Diapositive
Welke type regisseur zal het beste zijn voor een musical !?
A
Regisseur I.
B
Regisseur II.
C
Regisseur III.
Slide 10 - Quiz
Slide 11 - Diapositive
Slide 12 - Diapositive
Welke van de onderstaande antwoorden staan in een logische volgorde !?
A
Regie concept - try out - première - repetitie periode - tournee.
B
Regie concept - try out - repetitie periode - première - tournee.
C
Regie concept - repetitie periode - try out - première - tournee
D
Regie concept - repetitie periode - première - try out - tournee.
Slide 13 - Quiz
Slide 14 - Diapositive
Inlevend spelen.
De acteur moet zich inleven in zijn personage. De acteur moet in zijn herinnering zoeken naar momenten waarop hij zich zelf ook zo verdrietig of kwaad voelde. Dat gevoel moet hij weer oproepen en gebruiken om te spelen. De acteur laat dus iets van zijn eigen gevoelens zien, waardoor het net echt wordt.
Distantiërend spelen.
De acteur identificeert zich niet met zijn personage. Voor een verdrietig personage heeft de acteur geen echt verdriet nodig. Toneelspelen is een vaardigheid. De nadruk ligt op de technische beheersing van het uitbeelden van emoties.
Slide 15 - Diapositive
Slide 16 - Diapositive
Subtekst.
Dramaturg.
Mise-en-scene.
Method acting.
De tekst die niet wordt uigesproken, maar wel wordt gevoeld.
Verzamelt informatie over de achtergrond van het stuk voor regisseur en acteurs en het programmaboekje.
De plaats en beweging van de acteurs op het toneel.
Inlevende manier van spelen waarbij de acteur zoveel mogelijk het personages probeert te worden.