Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
Éléments de cette leçon
Spelling
Slide 1 - Diapositive
Luuk (beloven) zijn buurvrouw dat hij nu en dan in haar tuintje onkruid (wieden).
A
beloofd / wiedt
B
belooft / wiedt
C
belooft / wied
D
beloofdt / wied
Slide 2 - Quiz
Erik (verorberen) een boterham en (storten) zich daarna op zijn studieboeken.
A
verorberde / storte
B
verorberd / storte
C
verorberde / stortte
D
verorberd / storten
Slide 3 - Quiz
Waarom (verbinden) je die wond aan je been niet beter?
Slide 4 - Question ouverte
Het (verbazen) zijn volgers dat de populaire vlogger altijd maar weer van die doldwaze avonturen (beleven).
A
verbaast
B
verbaasd
C
beleefd
D
beleeft
Slide 5 - Quiz
De politicus zegt dat hij zijn leugen (betreuren) en heeft (beloven) dat zoiets niet meer zal voorkomen.
A
betreurd
B
betreurt
C
beloofd
D
belooft
Slide 6 - Quiz
Vorig jaar (pesten) de meisjes van 1H3 elke dag het kleinste jongetje van de klas.
Slide 7 - Question ouverte
Esther denkt dat haar broertje nog steeds in Sinterklaas (geloven).
Slide 8 - Question ouverte
Wanneer schrijf je een hoofdletter? Wanneer juist niet?
Slide 9 - Carte mentale
Slide 10 - Diapositive
Noem enkele leestekens. Hoe gebruik je die?
Slide 11 - Carte mentale
Plaats in de zinnen de hoofdletters en leestekens. hoewel niels van der gaag zwom in het geld reed hij in een oude peugeot en kocht hij kleren bij zeeman spijkerbroeken coltruien en geitenwollen sokken
Slide 12 - Question ouverte
Slide 13 - Vidéo
Kies het juist gespelde woord
A
babys
B
baby's
Slide 14 - Quiz
Kies het juist gespelde woord
A
ballades
B
ballade's
Slide 15 - Quiz
Kies het juist gespelde woord
A
cafés
B
café's
Slide 16 - Quiz
Kies het juist gespelde woord
A
melodiën
B
melodieën
Slide 17 - Quiz
Kies het juist gespelde woord
A
stommeriken
B
stommerikken
Slide 18 - Quiz
Wat weet je (nog) over verkleinwoorden?
Slide 19 - Carte mentale
Slide 20 - Diapositive
Verklein de woorden. Zet een streepje tussen de woorden. A4 - brug - baby - haring
Slide 21 - Question ouverte
Tussenletters in
samenstelling
Slide 22 - Diapositive
De volgende samenstelling is correct gespeld. Leg uit waarom de spelling juist is.
koeienvlaai
Slide 23 - Question ouverte
De volgende samenstelling is correct gespeld. Leg uit waarom de spelling juist is.