Die Modalverben im Präsens

Willkommen!
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 3,4

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Willkommen!

Slide 1 - Diapositive

Modalverben
Lernziel: 

Aan het eind van de les ken je de betekenis van de Modalverben en kun je de werkwoorden in de tegenwoordige goed vervoegen.







Slide 2 - Diapositive

Welke soorten werkwoorden heb je in het Duits?

  • zwakke werkwoorden  ->  regelmatig (bijv. spielen, reden)
  • sterke werkwoorden  ->  lopen- liep (bijv. fahren, lesen)
  • onregelmatige werkwoorden, o.a.
     - haben, sein, werden
     - modale werkwoorden (bijv. müssen, mögen)

Slide 3 - Diapositive

Welke Modalverben ken je nog?

Slide 4 - Question ouverte

Wat zijn "Modalverben" of modale werkwoorden ?
> "Modalverben" zijn hulpwerkwoorden
> Ze geven een andere betekenis aan een werkwoord in de zin. 
Bijvoorbeeld:
Ik werk:  ik zal werken, ik moet werken, ik mag werken......
De betekenis van de zin verandert.


Slide 5 - Diapositive

möchten
graag willen, wens
wissen
weten
dürfen
mogen, toestemming
können
kunnen
mögen
lusten, houden van
müssen
moeten, noodzakelijk 
sollen
moeten, (wil van iemand anders) men zegt..., vragen naar mening
wollen
willen

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Vidéo

möchten
wissen
dürfen
können
ich
du
er, sie, es
wir
ihr
sie, Sie

Slide 8 - Diapositive

mögen
müssen
sollen
wollen
ich
du
er, sie, es
wir
ihr
sie, Sie

Slide 9 - Diapositive

.....Sie mir bitte helfen, Frau Brugge?
A
kannst
B
kann
C
könnst
D
können

Slide 10 - Quiz

Ich ................ heute nicht zur Schule.
A
woll
B
willt
C
will
D
wollen

Slide 11 - Quiz

.......ihr diesen Lehrer?
A
mag
B
mögst
C
mögt
D
magst

Slide 12 - Quiz

....... du morgen zur Schule?
A
darfst
B
dürft
C
darf
D
dürfen

Slide 13 - Quiz

Peter ............... gern eine Currywurst mit Pommes.
A
möchte
B
möchtest
C
möchtet
D
möchten

Slide 14 - Quiz

Wer ......die Antwort auf meine Frage?
A
wissen
B
weißt
C
weißen
D
weiß

Slide 15 - Quiz

Checkcheckdubbelcheck
Kennst du noch die Übersetzungen?

Slide 16 - Diapositive

wollen
sollen
können
wissen
müssen
mögen
dürfen
möchten
moeten (wil van iemand anders)
kunnen
lusten, houden van
weten
mogen
moeten (noodzaak)
willen
graag willen (wens)

Slide 17 - Question de remorquage

Wochenaufgabe
Textbuch Seite 125 Aufgaben 18 bis 20 und 24

Slide 18 - Diapositive

Nog meer oefenen....

Danke für deine Aufmerksamkeit!


Slide 19 - Diapositive

LEREN !
RIJTJES VAN DE MODALVERBEN + BETEKENIS

Slide 20 - Diapositive