Oefenvragen Hoofdstuk 1

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

H1 - Arm en Rijk
Oefenvragen 

Paragraaf 1.1

We leven nu heel anders dan vroeger. Welke verandering zie je terug in woonbuurten?

1. De huizen staan heel dicht op elkaar
2. Er is veel parkeerruimte
3. Er is weinig parkeerruimte
4. De huizen staan heel ver uit elkaar

Wat is mobiliteit?

1. De verplaatsing van goederen via schepen
2. De verplaatsing van goederen met een vervoermiddel
3. De verplaatsing van mensen
4. De verplaatsing van mensen en goederen met een vervoermiddel

Welke ontwikkeling heeft de mobiliteit doorgemaakt de laatste jaren?

1. De mobiliteit is toegenomen
2. De mobiliteit is gelijk gebleven
3. De mobiliteit is afgenomen

Welke twee typen woningen onderscheiden we bij de buurtkenmerken?

1. Huurwoningen en gezinswoningen
2. Koopwoningen en huurwoningen
3. Huurwoningen en pachtwoningen
4. Gezinswoningen en koopwoningen

Wat is geen voorbeeld van het begrip renovatie?

1. Het opknappen van oudere huizen
2. Het slopen van een woonwijk
3. Het aanbrengen van centrale verwarming
4. Het vernieuwen van de badkamers

Vul het juiste woord in:
Met sanering wordt er plaatsgemaakt voor: _________

1. Flatgebouwen
2. Overheidsgebouwen
3. Nieuwbouw
4. Er wordt alleen gerenoveerd

Wat is geen teken van verpaupering?

1. Slecht onderhouden huizen in een buurt
2. Lage inkomens in een wijk
3. Hogere criminaliteitcijfers
4. Aanleg van speeltuinen

Paragraaf 1.2

Wat is vergrijzing?

1. Er wonen steeds meer ouderen in een buurt
2. Er wonen steeds meer jongeren in een buurt
3. Er wonen steeds minder ouderen in een buurt
4. Er wonen steeds meer gezinnen in een buurt

Opleidingsniveau is een bewonerskenmerk. Vaak is hier nog een ander kenmerk aan verbonden, welk kenmerk?

1. De gezinssamenstelling
2. Het werk van mensen
3. De leeftijd van mensen
4. De afkomst van mensen

Wat is de bebouwingsdichtheid?

1. Hoeveel mensen er op 1 vierkante km wonen
2. Het aantal stoeptegels in een wijk
3. Het aantal gezinnen dat op 1 vierkante km woont
4. Het aantal huizen per vierkante km

Wat is GEEN voorbeeld van openbare ruimte?

1. Speeltuinen
2. Stadspark
3. Balkon
4. Plantsoen

Welke van de volgende kenmerken is GEEN bewonerskenmerk?

1. De leeftijd
2. De staat van de huizen
3. Het inkomen
4. De gezinssamenstelling

Welke van de volgende verbanden tussen bewoners en buurten is juist?

1. In een buurt met veel speeltuinen, wonen veel gezinnen
2. In een buurt met veel koopwoningen wonen veel arme mensen
3. In een buurt met veel mensen met een laag opleidingsniveau, wonen ook veel mensen met een lager inkomen

Paragraaf 1.3

Waar wordt de welvaart in een land door bepaald?

1. De mate van gezondheidszorg in een land
2. Hoeveel mensen verdienen in een land
3. Hoeveel mensen naar school gaan in een land
4. Hoeveel de rijkste mensen verdienen in een land

Wat kun je zeggen over de werkgelegenheid in arme landen?

1. Het is moeilijk om aan werk te komen
2. Het is gemakkelijk om aan werk te komen
3. Als je werkt heb je een hoog inkomen
4. veel mensen werken in de dienstensector

Over welke drie categorieën is de beroepsbevolking verdeeld?

1. Landbouw, industrie, mensenwerk
2. Mensenwerk, werken met dieren, werken met planten
3. Bouw, diensten en industrie
4. Landbouw, industrie diensten

Wat valt niet onder welzijn?

1. Werkgelegenheid
2. Alfabetiseringsgraad
3. Koopkracht
4. Levensverwachting

Welk land behoort tot de koplopers van de wereld?

1. Europa
2. De Verenigde Staten
3. Brazilië
4. India

Juist of onjuist?
Je kunt de welvaart of het welzijn van een land op verschillende schaalniveaus bekijken

1. Juist
2. Onjuist

Paragraaf 1.4

Waar liggen de gemeenten met de laagste inkomens in ons land?

1. Het Noorden en het Westen
2. Het Zuiden en het Westen
3. Het Noorden en het Zuiden
4. Het Zuiden en het Oosten