11 april A3C- singular/plural

• Engels
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

WELCOME

Today's lesson

• Grammar: singular-plural

Lesson goals:

You know the difference between singular/ plural, how to use them in terms of grammar

Singular - plural

Er zijn een paar woorden die in het NLs enkelvoud zijn, maar in het EN meervoud

Bijvoorbeeld:

• police
• contents (inhoud)
• cattle (vee)
• wages (loon)
• stairs (trap)
• savings (spaargeld)
• surroundings (omgeving)

Voorwerpen die uit gelijke helften bestaan worden meervoud:

- glasses (bril)

-trousers (broek)

-shorts (korte broek)

- scissors (schaar)

Let op: na 'a' en na een telwoord gebruik je dan 'pair':

A pair of trousers

Two pairs of shorts

In combinatie met getallen:

• It costs 20 euros (dus niet 20 euro!)
• I'm 15 years old

Als het onderwerp meervoud is, is het object vaak ook meervoud:

• We had to put on our coats
• Both boys had brought their bikes

Sommige woorden hebben in ev. en mv. dezelfde vorm

Woorden op -ese bij nationaliteiten

a Chinese - all Chinese

a Japanese - all Japanese

Bij sommige dieren:

one sheep - two sheep

a deer - a lot of deer

one fish - many fish

Een aantal woorden dat op -s eindigt, zoals:

means (middel): a means - several means

species (soort/soorten): one species - many species

crossroads (kruisweg): one crossroads - two crossroads

series (serie): one series - a lot of series

Een aantal voertuigen dat op -craft eindigt:

hovercraft, watercraft, spacecraft 

One hovercraft

Several hovercraft

U4L3

• Do exercise: U4L3: ex 2, 9, 10, 11

Done? Start making your homework!

U4L4: ex 1, 2, 3, 4, 5, 7, 10

Study vocabulary U4L3

Extra: ex 6

End of the lesson