Year 4 examentraining 1

• Engels
• Middelbare school
• vmbo
• Leerjaar 4

Examentraining Leesvaardigheid Year 4

Het recept om de antwoorden te vinden

- Signaalwoorden

-Woordenschat

-  Vraagsoorten

- Oefenen, oefenen, oefenen

Vandaag oeenen

TIP 1:   Let op signaalwoorden en kernzinnen

TIP 2:   Zorg voor een grote woordenschat

TIP 3:   Kijk films en documentaires in het Engels

TIP 4:   Lees zo veel mogelijk Engelse teksten

TIP 5:   Gebruik je woordenboek verstandig

TIP 6:  Denk om de 5 regels hoe je een leestekst aanpakt

Woordenboek

• Bekijk eerst of je de betekenis kunt raden door de andere woorden.


• Bekijk of het woord op een ander woord lijkt.
• Zoek het basiswoord. (slow ipv slowly, extend ipv extended)
• Let op :Er staan vaak meerdere betekenissen. 
• Oefen met het woordenboek dat je op je examen gaat gebruiken.

!

Zorg dat je de vragen goed begrijpt.

Gebruik ook hier je woordenboek voor.

we gaan dit nu oefenen met een aantal vragen

How does the writer introduce the topic?

1. Hoe stelt de schrijver zich voor?
2. Hoe introduceert de schrijver zichzelf?
3. Hoe introduceert de schrijver het onderwerp?
4. Hoe schrijf je een introductie?

What does the word refer to?

1. Waar wijs je naar?
2. Waar verwijst het woord naar?
3. Wat betekent het woord wijzen?
4. Wat doet het woord verwijzen daar?

What can be concluded in paragraph 3 and 4?

1. Welke conclusie wordt er gemaakt?
2. Welke conclusie wordt er duidelijk in alinea 3 en 4?
3. Is dat de conclusie van de tekst?
4. Wat is de conclusie?

What becomes clear in line 17?

1. Dat is duidelijk regel 17.
2. Wie schreef regel 17?
3. Wat wordt er duidelijk in regel 17?
4. Regel 17 lijkt mij duidelijk.

What is mentioned about dogs?

1. Wat is er met honden?
2. Hoe worden honden vaak genoemd?
3. Hoe noem je een hond?
4. Wat wordt er gezegd over honden?

What is the main point of paragraph 5?

1. Wat is het belangrijkste punt in alinea 5?
2. Wat is het punt van alinea 5?
3. Welk punt wordt niet gemaakt in alinea 5?
4. Is dat het punt van alinea 5?

Soort vragen

• meerkeuzevragen
• open vragen

• gatenteksten



• juist/onjuist vragen
• zoek/citeer vragen

Meerkeuze vragen

• Let op de eerste en laatste zin van de alinea. ( vaak de hoofdgedachte). 
  
• Let op signaalwoorden, zoals but, however, and etc. 
  
• Wat is je eigen antwoord? 
  
• Kies het antwoord wat het dichtste bij je eigen antwoord ligt. 
  
• Onderstreep het gedeelte dat overeenkomt met jouw gekozen antwoord. 
  
• Komt  het onderstreepte tekstgedeelte overeen met je antwoord? 
  
• Als je het antwoord niet weet. Streep foute antwoorden weg.

Which of the following is true according to paragraph 1?

1. Local authorities are unable to employ enough professional dog carers.
2. Professional dog walkers will no longer be admitted on the heath.
3. The times that dogs are allowed on the heath cause frustration.
4. Visitors are concerned about the large numbers of dogs on the heath.

Which of the following is in line with the main idea of paragraph 4?

1. A country’s economy is dependent on its culture.
2. Cultural diversity should preferably be preserved.
3. Local cultures are readily sacrificed in the quest for profit.
4. The significance of cultural differences is underestimated.

What is the point made in paragraphs 1 and 2?

1. In the past the male Y chromosome used to be more substantial.
2. Men are hardly able to cope with challenges of their male pride.
3. Procreation may one day be realised without male participation.
4. The male physique is deteriorating at an alarming pace.

Work to do

Start with practice exam CITO 2012. Do this by yourself, use a dictionary if needed. We will work on this exam until it's finished.