Herhaling klas 3: Blok 3

1 / 46
suivant
Slide 1: Diapositive
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 46 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 5 vidéos.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Welk glaswerk zien we hier?
A
Bekerglas
B
Erlenmeyer
C
Reageerbuis
D
Maatcilinder

Slide 4 - Quiz

Welk glaswerk staat hiernaast op de foto
A
Pipet
B
Buret
C
Roerstaaf
D
Koeler

Slide 5 - Quiz

Welk glaswerk staat hiernaast op de foto
A
Maatcilinder
B
Maatkolf
C
Erlenmeyer
D
Rondbodem kolf

Slide 6 - Quiz

Welk glaswerk staat hiernaast op de foto
A
Rondbodem kolf
B
Erlenmeyer
C
Maatcilinder
D
Maatkolf

Slide 7 - Quiz

Welke glaswerk staat hiernaast op de foto.
A
Gewone Koeler
B
Liebig koeler
C
Bol koeler
D
Vigreux kolom

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Vidéo

Filtreren
Residu:
Korreltjes aarde

Filtraat:
Water

Slide 10 - Diapositive

Destilleren
Opgeloste stof scheiden van oplosmiddel

Verwarmen

Voordeel:  stof verdwijnt niet!

Slide 11 - Diapositive

indampen

Slide 12 - Diapositive

Extraheren
Oplosbare stof scheiden van onoplosbare stof


Oplosmiddel

Slide 13 - Diapositive

Bezinken en afschenken

Slide 14 - Diapositive

Adsorberen
Scheiden op basis van aanhechtingsvermogen aan het adsorptiemiddel.

Vaste stoffen uit oplossingen scheiden.
Vaste stof aan adsorptiemiddel

Slide 15 - Diapositive

Thee zetten:
Welke scheidingsmethoden zijn dit?
A
Indampen-filtreren
B
Droogkoken-extraheren
C
Extraheren-indampen
D
Extraheren-filtreren

Slide 16 - Quiz

Welke scheidingsmethoden kun je NIET gebruiken bij een oplossing?
A
Destilleren
B
Filtreren
C
Indampen
D
Deze kun je allen niet gebruiken

Slide 17 - Quiz

dichtheid
dichtheid=volumemassa
massa=dichtheidvolume
volume=dichtheidmassa

Slide 18 - Diapositive

Een blokje heeft een massa van 135g en een volume van 50cm³. Bereken de dichtheid.
Gegeven:    m=135 g     V= 50 cm³
Gevraagd: Dichtheid =

Berekening: 

Antwoord:       = 2,7 g/cm³
ρ
ρ

Slide 19 - Diapositive

Bereken de dichtheid van het blokje.
p=Vm
p=(cm3g)

Slide 20 - Question ouverte

Een blokje weegt 62 gram. Het volume is 36 cm3. Bereken de dichtheid.

Slide 21 - Question ouverte

Hoeveel volume heeft 8 gram zuurstof als 1 dm3 1,43 gram weegt

Slide 22 - Question ouverte

De dichtheid van goud is 19,3 kg/dm3. Bereken het volume van in dm3 van 50 kg goud.

Slide 23 - Question ouverte

Een glas ranja heeft een volume van 250 mL. De ranja bestaat 7 voor volume-% uit siroop. Hoevel mL siroop zit er in het glas?

Slide 24 - Question ouverte

Slide 25 - Vidéo

Wetenschappelijke notatie
  • Gebruik bij het afronden van je antwoorden de wetenschappelijke notatie (machten van 10).
  • Het cijfer voor de komma zit altijd tussen de 1 en 9.
  • 13999 afronden op 3 sig.cijfers = 1,40*104
  • 0,0045 afronden op 2 sig.cijfers = 4,5*10-3

Slide 26 - Diapositive

Regels voor significantie
  • De significantie van een waarde is het totaal aantal cijfers waaruit een getal bestaat. Het maakt NIET uit waar de komma staat! 
  • Nullen aan het begin tellen niet mee, nullen aan het eind wel.
  • Wanneer je met meerdere waardes rekent, bepaalt de waarde met de minste significantie de uiteindelijke significantie van het eindantwoord.
 
LET OP: de onderstreepte notaties zijn de logische keuze!


Voorbeelden van bepalen significantie
L = 12,5621 m is 6 significant.
R = 0,00030000 Ω is 5 significant (de 4 nullen nà 3 tellen mee)
e = 1,602 176 565·10-19 C is 10 significant

Voorbeelden van significantie notatie
380 in 2 significante cijfers kan zijn:
38·101 óf 3,8·102 óf 0,38·103 óf 0,038·104, etc etc
0,079 in 1 significant cijfer kan zijn: 
8·10-2 óf 0,8·10-1 óf 0,08

Slide 27 - Diapositive

Sleep de juiste getallen naar de juiste signficantie.
3
2
4
5
0,47
0,0230
106,00
25,4
1,36 x 10-2
0,1519
1,1111 x 102
0,5050

Slide 28 - Question de remorquage

Opgave 1 Notatie

Slide 29 - Diapositive

Opgave 2 Significante cijfers

Slide 30 - Diapositive

Opgave 1 
Opgave 2

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Vidéo

Molecuulmassa's 
Hier tel je de atoommassa's bij elkaar op van alle atomen in één molecuul . Voorbeelden: 
De molecuulmassa van NaCl = 1 x 22,990 + 1 x 35,45 = 58,44 u
De molecuulmassa van Al2O3 = 26,98 x 2 + 3 x 16,00 = 101,96 u

Let er wel op dat je juist afrondt. Je bent hier massa's aan het optellen, dus gelden hier de regels van plus!

Slide 33 - Diapositive

O (zuurstof)
O2
H2O
AgCl
C6H12O6
32,00
18,00
16,00
143,32
180,16 u
18,02

Slide 34 - Question de remorquage

Molaire massa
  • De molecuulmassa druk je uit in u (1 u = 1,66*10-27 kg)
  • De molaire massa (M) druk je uit in gram per mol (g mol-1)
  • Molecuulmassa en molaire massa zijn gelijk, maar met een andere eenheid. (Dankzij Avogadro)
  • Molecuulmassa H2O = 18,016 u
  • Molaire massa H2O = 18,016 g/mol


Slide 35 - Diapositive

Van gram naar mol rekenen
Onthoud van gram naar mol gedeeld door de molaire massa(M) en van mol naar gram maal (keer) de molaire massa (M).

Slide 36 - Diapositive

Voorbeeld 1
Bereken hoeveel mol overeenkomt met 25 gram water.

Antwoord
Molaire massa H2O = 18,016 g/mol
aantal mol = massa / molaire massa (M)
aantal mol = 25 g / 18,016 g/mol = 1,4 mol


Slide 37 - Diapositive

Voorbeeld 2
Bereken hoeveel gram overeenkomt met 0,32 mol stikstof.

Antwoord
Molaire massa N2 = 14,01 x 2=28,02 g/mol
massa = aantal mol x M
n = 0,32 mol x 28,02 g/mol = 9,0 g


Slide 38 - Diapositive

Hoevel mol is 4,4 g koolstofdioxide?
A
4,4 mol
B
10,0 mol
C
194 mol
D
0,10 mol

Slide 39 - Quiz

Hoeveel mol komt overeen met 120 gram ijzer?
A
4,30 mol
B
2,155 mol
C
2,15 mol
D
6,70*10^2 mol

Slide 40 - Quiz

Hoeveel Mol overeenkomt met 200 mg calciumnitraat?
Ca(NO3)2

Slide 41 - Question ouverte

Berekeningen met mol
Extra
Klas 3 vorig jaar heeft dit maar gedeeltelijk gehad, echter oefening kan geen kwaad!

Slide 42 - Diapositive

Slide 43 - Vidéo

Bereken hoeveel mol zuurstof heb je nodig als er 5 mol ijzer wordt verbrandt?
4Fe+3O2>2Fe2O3

Slide 44 - Question ouverte

Bij een reactie tussen 15 gram koolstof en 78 gram zuurstof ontstaat er koolstofdioxide.
a. Hoeveel gram koolstofdioxide ontstaat er?
b. Welke stof is er in overmaat?

Slide 45 - Question ouverte

Bij een reactie tussen ijzer en zwavel ontstaat 36 gram ijzersulfide(Fe2S3). Hoeveel gram ijzer is er gebruikt?

Slide 46 - Question ouverte