GYM 3 - WOE 13-4 Poezie

1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Vandaag
  • Bespreken antwoorden p. 9
  • Beeldspraak en stijlfiguren
  • Aan de slag!

  • Huiswerk & Taalvout

Slide 2 - Diapositive

Planning
week 14: H1 poezie + toetsen inzien
week 15: H2 poëzie
week 16: H3 poëzie
week 17-18: meivakantie
week 19: activiteitenweek
week 20: H4 + presentaties voorbereiden
week 21: presentaties
week 22: presentaties 

Slide 3 - Diapositive

Bespreken vragen p. 9

Slide 4 - Diapositive

Stijlfiguren en beeldspraak
Stijlfiguren: taaltrucjes
 bijv. hyperbool (overdrijving) of rijm.

Het duurde tien jaar voordat je eindelijk eens terugbelde.

Beeldspraak: beelden gebruiken in plaats van de werkelijkheid
Jouw kamer lijkt echt op een zwijnenstal!

Slide 5 - Diapositive

Welke stijlfiguren
ken je?

Slide 6 - Carte mentale

Veelvoorkomende stijlfiguren
  • Hyperbool
  • Rijm
  • Repetitio (herhaling)
  • Tricolon (drieslag) --> Veni, vidi, vici
  • Climax
  • Eufemisme --> 'niet erg slim' in plaats van 'dom' (iets mooier zeggen)
  • Understatement --> Einstein wist wel het een en ander van natuurkunde.
  • Antithese (tegenstelling) --> mooi/lelijk
  • Retorische vraag
  • Vormen van spot: ironie, sarcasme, cynisme

Slide 7 - Diapositive

Welke stijlfiguur wordt hier gebruikt?

Slide 8 - Diapositive

Welke stijlfiguur wordt hier gebruikt?
Coca-cola verfrist U het best!

Slide 9 - Question ouverte

Welke stijlfiguur wordt hier gebruikt?

Slide 10 - Diapositive

Welke stijlfiguur wordt hier gebruikt?
Door dik en dun

Slide 11 - Question ouverte

Het lijkt alsof het een beetje heeft geregend.

Slide 12 - Diapositive

Welke stijlfiguur wordt hier gebruikt?
Het lijkt alsof het een beetje heeft geregend.

Slide 13 - Question ouverte

Vormen van beeldspraak

  • Soms wordt de werkelijkheid wel genoemd:
Hij (werkelijkheid) is een boom (beeld) van een vent. = vergelijking (met als/dan)

  • Soms wordt de werkelijkheid niet genoemd:
Wat een zwijnenstal (beeld)! = metafoor



  • Soms worden dingen menselijk:
De wind zucht al de hele dag. = personificatie


  • Soms noem je een deel, terwijl je een geheel bedoelt (of andersom):
Nederland heeft het WK gewonnen!
Er hangt daar een Rembrandt.
= metonymia

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Aan de slag!

    • Lees p. 9 & 10 en maak de vragen van p. 10.

    Slide 19 - Diapositive

    Huiswerk & Taalvout
    Lees p. 9 & 10 en maak de vragen van p. 10.

    Slide 20 - Diapositive