Improvisatieles - voca rondom thema

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 4

Choisissez un thème

Voyage

Médias sociaux

Manger / nourriture

La mode et les vêtements

Santé / corps

Nature / environnement

Relations / émotions

Hobbies / passetemps

Voyage

1. Ik wil naar Italië vliegen.
2. Wij willen liever met de trein reizen omdat het comfortabeler is.
3. Ik zou graag een auto huren om het landschap van Zwitserland te verkennen.
4. Mijn vriend en ik hebben een boot geboekt voor een cruis in Griekenland.
5. Ik hou ervan om met de bus te reizen door steden.
6. Ik ga een buskaartje kopen om naar Spanje te gaan. 

Voyage

1. Je veux aller en Italie en avion.
2. Nous préférons voyager en train parce que c'est plus confortable.
3. J'aimerais louer une voiture pour explorer les paysages de la Suisse. 
4. Mon ami et moi avons réservé un bateau pour une croisière en Grèce.
5. J'adore prendre l'autobus pour voyager à travers les villes. 
6. Je vais acheter un billet de bus pour aller en Espagne. 

Médias sociaux

1. Ik besteed veel tijd op Instagram om de foto's van mijn vrienden te zien.
2. Ik heb net TikTok gedownload en ik ben al verslaafd!
3. Ik heb gisteravond een bericht van mijn nichtje ontvangen via WhatsApp.
4. Ik heb mijn mening gegeven over de laatste film die ik op Facebook heb gezien.
5. Ik heb zoveel likes gekregen op mijn laatste Instagramfoto!
6. Ik ben het met je eens op Twitter, het is echt interessant!

Médias sociaux

1. Je passe beaucoup de temps sur Instagram pour voir les photos de mes amis. 
2. Je viens de télécharger TikTok et je suis déjà accro!
3. J'ai reçu un message de ma cousine sur WhatsApp hier soir. 
4. J'ai donné mon avis sur le dernier film que j'ai vu sur Facebook.
5. J'ai reçu tellement de likes sur ma dernière photo Instagram! 
6. Je suis d'accord avec toi sur Twitter, c'est vraiment intéressant! 

Nourriture

1. Ik hou ervan om vis en gegrilde groenten van de barbecue te eten.
2. Ik ben een grote fan van kaas en ik hou ervan om verschillende soorten te proberen. 
3. Ik ga morgenochtend brood, boter en jam kopen voor het ontbijt.
4. Ik ben bezig om tomaat en ui te snijden met een scherp mes.
5. Ik ga een salade maken met sla, wortels en gegrilde kip.

Nourriture

1. J'adore manger du poisson et des légumes grillés au barbecue.
2. Je suis un grand fan de fromage et j'aime en essayer de différents types.
3. Je vais acheter du pain, du beurre et de la confiture pour le petit déjeuner demain matin.
4. Je suis en train de couper des tomates et de l'oignon avec un couteau tranchant.
5. Je vais préparer une salade avec des feuilles de laitue, des carottes et du poulet grillé.

Mode et vêtements

1. Ik ben gisteren gaan winkelen en heb een nieuwe jurk gekocht.
2. Ik hou ervan om 's avonds hoge hakken te dragen.
3. Mijn man draagt altijd klassieke overhemden en broeken naar het werk.
4. Mijn dochter houdt ervan om sieraden en accessoires te dragen om op te vallen.
5. Ik moet een warme jas vinden voor volgende winter.
6. Ik hou ervan om comfortabele en casual kleding te dragen in het weekend.

Mode et vêtements

1. Je suis allée faire du shopping hier et j'ai acheté une nouvelle robe.
2. J'adore porter des chaussures à talons hauts pour sortir le soir.
3. Mon mari porte toujours des chemises et des pantalons classiques pour aller au travail.
4. Ma fille aime mettre des bijoux et des accessoires pour se démarquer.
5. Je dois trouver une veste chaude pour l'hiver prochain.
6. J'aime porter des vêtements confortables et décontractés le week-end.

Santé / corps

1. Ik ga morgen naar de dokter voor een onderzoek.
2. Ik heb hoofdpijn en neem een aspirine.
3. Ik doe elke dag aan oefeningen om in vorm te blijven.
4. Ik ben allergisch voor noten en moet erg voorzichtig zijn met wat ik eet.
5. Ik ga zwemmen om mijn stress te verminderen.

Santé / corps

1. Je vais chez le médecin demain pour un examen.
2. J'ai mal à la tête et je prends un comprimé d'aspirine.
3. Je fais de l'exercice tous les jours pour rester en forme.
4. Je suis allergique aux noix et je dois être très vigilant avec ce que je mange.
5. Je vais aller nager pour soulager mon stress.

Nature / environnement

1. Er is een prachtig meer in het midden van het bos.
2. Het is heel warm en zonnig vandaag.
3. De bergen zijn bedekt met sneeuw in de winter.
4. We moeten de natuur en de dieren beschermen om de toekomst van onze planeet te verzekeren.
5. Luchtvervuiling is een ernstig probleem voor de menselijke gezondheid.
6. Er was gisteravond een aardbeving in de regio.

Nature / environnement

1. Il y a un beau lac au milieu de la forêt.
2. Il fait très chaud et ensoleillé aujourd'hui.]
3. Les montagnes sont couvertes de neige en hiver.
4. Il faut protéger la nature et les animaux pour assurer l'avenir de notre planète.
5. La pollution de l'air est un problème grave pour la santé humaine.
6. Il y a eu un tremblement de terre hier soir dans la région.

Relations / émotions

1. Mijn beste vriendin en ik hebben een zeer nauwe relatie en we praten over alles.
   
2. Ik ben trots op mijn vriend die zijn universiteitsexamen heeft gehaald.
   
3. Ik ben boos op mijn vader omdat hij me verboden heeft om naar een nachtclub te gaan.
   
4. Ik ben verdrietig omdat mijn vriend naar een andere stad is verhuisd.
   
5. Mijn hart is gebroken omdat mijn vriend bij me weg is gegaan.
6. Ik kan niet wachten om tijd door te brengen met mijn neven tijdens de volgende familiebijeenkomst.

Relations / émotions

1. Ma meilleure amie et moi avons une relation très proche et nous nous parlons de tout.
2. Je suis fier de mon copain qui a réussi son examen d'entrée à l'université.
3. Je suis en colère contre mon père parce qu'il m'a interdit de sortir en boîte.
4. Je suis triste parce que mon ami a déménagé dans une autre ville.
5. J'ai le cœur brisé parce que mon petit ami m'a quitté(e).
6. J'ai hâte de passer du temps avec mes cousins ​​lors de la prochaine réunion de famille.

Hobbies / passetemps

1. Ik hou ervan om met mijn vrienden ijshockey te spelen na school. 
2. Ik ben gepassioneerd over voetbal en ik train elke dag met mijn team.
3. Tekenen is een creatieve hobby die ik al sinds ik klein ben leuk vind. 
4. Ik speel al vijf jaar gitaar en ik ben er dol op.
5. Skateboarden is een vrijetijdsbesteding die ik graag op straat doe. 
6. Ik hou ervan om met mijn vrienden naar buiten te gaan en in de lokale parken / parken in de buurt te fietsen.

Hobbies / passetemps

1. J'adore jouer au hockey sur glace avec mes amis après l'école.
2. Je suis passionné de football et je m'entraîne tous les jours avec mon équipe.
3. Le dessin est un passe-temps créatif que j'adore depuis que je suis petit.
4. Je joue de la guitare depuis cinq ans et j'adore ça.
5. Le skateboard est une activité de loisir que j'adore pratiquer dans la rue.
6. J'aime sortir avec mes amis et faire du vélo dans les parcs locaux.