AcI

Latijn 2
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Latijn 2

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Wat wil je kwijt
over je vakantie?

Slide 3 - Carte mentale

Welke onderwerpen hebben we
ook alweer behandeld vóór de vakantie?

Slide 4 - Carte mentale

Vandaag: 
Bespreken van een aantal opdrachten van de afgelopen week (of liever, de week daar weer voor) en een heads up voor volgende week

Slide 5 - Diapositive

Toetsstof 
- Woorden: 
van lessen 23, 24, 25
- Grammatica: 
vragende voornaamwoorden (les 22 en 23) , betrekkelijk voornaamwoord (les 24) en de A.c.I. (les 25 en 26)

(vorm: MC-toets)

Slide 6 - Diapositive

Geef de betekenis van het volgende woord: primus
A
eerste
B
beste
C
eerder
D
laatste

Slide 7 - Quiz

Met welke naamval gaat het volgende woord? plenus
A
gen
B
acc
C
dat
D
abl

Slide 8 - Quiz

Geef de betekenis van het volgende woord: perpetuus
A
perplex
B
voortdurend
C
spoedig
D
inspannend

Slide 9 - Quiz

Wat is de genitivus meervoud van het volgende woord? labor
A
laboris
B
labororum
C
labores
D
laborum

Slide 10 - Quiz

Geef de betekenis van het volgende woord: perficere
A
bijwerken
B
doden
C
storten
D
voltooien

Slide 11 - Quiz

Wat vind je ervan om kleding
met urine te wassen?

Slide 12 - Carte mentale

 Fullonia
1. Stephanus fullo servis mandata dederat. Dum  
2. servi mandata prima perficiunt, dominus operis
3. progressum custodiebat. Stephanus vidit servos
4. vasa in via colligere et in aream portare. Audivit
5. servos vasa plena urinae in piscinam fulloniae
  fundere.

Slide 13 - Diapositive

Na welke werkwoorden kun je een AcI verwachten?
A
dederat, perficiunt
B
vidit, audivit
C
custodiebat, audivit
D
portare, colligere

Slide 14 - Quiz

Welk woord uit de rij is GEEN accusativus? mandata, progressum, servos, vasa, via, aream, piscinam
A
mandata
B
aream
C
vasa
D
via

Slide 15 - Quiz

Met welk Nederlands woord moet je bijzin beginnen om een AcI te vertalen?
A
die
B
welke
C
dat
D
als

Slide 16 - Quiz

Let op bij deze week:
Maak de drillsteroefening over de A.c.I, EN kies bij het maken 5 zinnen uit deze oefening waarbij je het volgende moet doen:

a. Schrijf de zinnen die je gekozen hebt op.
b. Schrijf uit deze gekozen zinnen de A op van de A.c.I.
c. Schrijf uit deze gekozen zinnen de I op van de A.c.I.
d. Schrijf de vertaling van de 5 zinnen op.

Slide 17 - Diapositive