extra oefenen Present Simple

1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

present simple: tegenwoordige tijd
Wanneer gebruik je de present simple?

Als iets altijd, regelmatig of nooit gebeurt, 
dus bij feiten of gewoontes.

Slide 2 - Diapositive

hoe maak je de present simple?
Je gebruikt het hele werkwoord!

bijvoorbeeld: run, eat, walk, sing

I sing every Tuesday night.
We never talk about school.
You walk home every day.

Slide 3 - Diapositive

present simple: 
werkwoorden op -o en s-klank
Als een werkwoord eindigt op een -o of op een s-klank  :

bij he, she & it plak je dan -es achter het werkwoord.

I go to school.  She goes to school.
We watc television. He watches television.

Slide 4 - Diapositive

bij he, she & it moet je opletten:
He works in a shop.

She drinks tea.

The dog sleeps on the chair.

Slide 5 - Diapositive

present simple: vragen stellen
In de present simple maak je vragen met: do / does

Do I run every day? 
Do you eat apples?

Alleen bij he, she of it gebruik je does.
Does Richard work a lot?

Slide 6 - Diapositive

present simple: ontkennende zinnen
In ontkennende zinnen zet je don't of doesn't 
voor het hele werkwoord.

I don't run every day.

Alleen bij he, she of it gebruik je doesn't.
Bob doesn't like freerunning.

Slide 7 - Diapositive

Present Simple
bevestigend
ontkennend
vragend

Slide 8 - Diapositive

Present Simple.
We ... to watch movies.
A
likes
B
liked
C
like

Slide 9 - Quiz

Present simple
She ..... (study) law.
A
studies
B
studys
C
studie
D
study

Slide 10 - Quiz

Present Simple.
She ... her own songs.
A
wrote
B
writes
C
write

Slide 11 - Quiz

Staat deze zin in de Present simple?
A
Ja
B
Nee
C

Slide 12 - Quiz

present simple
....... he ...... the answer? (know)
A
Do ... know
B
Does ... know
C
Do ... knows
D
Does ... knows

Slide 13 - Quiz

Welke zin staat in de present simple?
A
I walk to school.
B
I walked to school.
C
I am walking to school.
D
I was walking to school.

Slide 14 - Quiz

Gebruik de present simple, vul in:
(come) ______ you ______ here often?

Slide 15 - Question ouverte

Present Simple, maak de zin ontkennend:
(-) She buys many shoes.

Slide 16 - Question ouverte

Present simple, vul in:
..............your sister............pizza? (eat)

Slide 17 - Question ouverte

Present Simple, maak de zin vragend:
(?) We have a nice car.

Slide 18 - Question ouverte

Present Simple, maak de zin ontkennend:
(-) Their dog barks a lot.

Slide 19 - Question ouverte

Present simple, maak de zin ontkennend:
(-) Miss Pollard teaches English.

Slide 20 - Question ouverte

Present simple, vul in:
? (go) .... he .... to school?

Slide 21 - Question ouverte

present simple, vul in:
- (go) We.... to school.

Slide 22 - Question ouverte

Vul de Present Simple in:
(cycle) ........ you ......to school every day?

Slide 23 - Question ouverte

Wanneer gebruik je de Present Simple?
timer
0:15
A
Verleden tijd en Toekomst
B
Feiten, Gewoontes, regelmaat

Slide 24 - Quiz

Ik weet hoe ik een vragende zin moet maken met de Present Simple
A
Yep
B
I guess
C
Not really
D
Absolutely not

Slide 25 - Quiz

Ik weet hoe ik een ontkennende zin moet maken met de Present Simple
A
Yep
B
I guess
C
Not really
D
Absolutely not

Slide 26 - Quiz

Slide 27 - Lien

Slide 28 - Lien

Slide 29 - Lien