Les 2 D2B

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

Vandaag

• Boek kiezen
• Uitleg hoofdstuk 1 lezen
  
• Opdrachten hoofdstuk 1 maken
• Woordenschat - wat weet je nog?

Boek kiezen

Kies een boek van de lijst.

Onderwerp

• Het onderwerp van de tekst is waar de tekst over gaat.
• Een onderwerp kun je in een of een paar woorden zeggen.

Drie onderdelen van een tekst

• In de inleiding maak je kennis met het onderwerp van de tekst.
• In het middenstuk lees je over verschillende delen van het onderwerp (deelonderwerpen).
• In het slot wordt het belangrijkste uit de tekst vaak kort herhaald. 

Opdrachten maken

Hoofdstuk 1, Lezen, opdracht 1 en 2.

Bladzijde 12. 

1. Wat is het onderwerp van deze tekst?

1. Wat is het onderwerp van deze tekst?

Zevenling haalt middelbareschooldiploma.

2. Welke alinea’s vormen het middenstuk?

2. Welke alinea’s vormen het middenstuk?

Alinea 2, 3 en 4.

3. Wat is het deelonderwerp van alinea 2?

3. Wat is het deelonderwerp van alinea 2?

Wereldberoemd

4. Vul een passend tussenkopje voor alinea 3 in.

4. Vul een passend tussenkopje voor alinea 3 in.

Samen.

5. In welke alinea lees je wat de zevenling gaat doen, nadat ze hun diploma gehaald hebben?

5. In welke alinea lees je wat de zevenling gaat doen, nadat ze hun diploma gehaald hebben?

Alinea 4

6. Vul drie cadeaus in die de ouders kregen na de geboorte van de zevenling.

6. Vul drie cadeaus in die de ouders kregen na de geboorte van de zevenling.

Een groot huis.

Een bankrekening (voor een ondersteuningsfonds).

Wegwerpluiers voor altijd.

7. Zijn de zinnen over het slot van de tekst waar of niet waar?

7. Zijn de zinnen over het slot van de tekst waar of niet waar?

De schrijver herhaalt het belangrijkste uit de tekst.

waar.

De schrijver vertelt nog iets extra’s over de plannen van de zevenling.

waar.

 

1. Wat voor een soort tekst is tekst 2?

1. Wat voor een soort tekst is tekst 2?

Een artikel

2. Wat is het onderwerp van tekst 2? Vul één woord in.

2. Wat is het onderwerp van tekst 2? Vul één woord in.

Papegaaiduikers

3. Noteer de alineanummers 2, 3, 4 en 5 onder elkaar. Zet de juiste deelonderwerpen erachter.

3. Noteer de alineanummers 2, 3, 4 en 5 onder elkaar. Zet de juiste deelonderwerpen erachter.

Alinea 2 - flirten in het voorjaar.

Alinea 3 - nesten en broeden.

Alinea 4 - voeden.

Alinea 5 - uitvliegen.

4. Wat betekenen deze woorden of uitdrukkingen uit de tekst? Maak de juiste combinaties.

4. Wat betekenen deze woorden of uitdrukkingen uit de tekst? Maak de juiste combinaties.

Mysterieuze - raadselachtige.

Verkassen - vertrekken.

Volbracht - klaar.

Van pas komen - gebruikt worden.

Stek - plek.

Uithangen - zich bevinden.

Onvindbaar - spoorloos. 

5. Wat doen de papegaaiduikers als ze na de winter aangekomen zijn op de Britse rotsen?

5. Wat doen de papegaaiduikers als ze na de winter aangekomen zijn op de Britse rotsen?

Zij zoeken een plekje om te broeden en om een jong groot en sterk te laten worden.

6. Wat gebruiken papegaaiduikers om een nest te bouwen?

6. Wat gebruiken papegaaiduikers om een nest te bouwen?

Papegaaiduikers gebruiken twijgjes, blaadjes, veren en zeewier voor hun nest. (al. 3)

7. De deelonderwerpen van alinea 1 tot en met 5 staan in een logische volgorde. Waarom is die volgorde logisch?

Je antwoord is goed als je de volgorde van de tijd (de chronologische volgorde) uitgelegd hebt. 

De volgorde is logisch, omdat de tekst begint met het landen op de kust en het begin van het broedseizoen (lente). Dan lees je in de juiste volgorde wat ze daarna doen totdat ze weer wegvliegen als het broedseizoen is afgelopen (einde zomer / begin herfst).

De brug - woordenschat.

Tot volgende week!