Betoog schrijven

Schrijven

Een betoog schrijven
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
TaalBasisschoolGroep 7

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Schrijven

Een betoog schrijven

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
  • Je leert wat een betoog is.
  • Je leert wat een goede opbouw is van een betoog. 
  • Je leert de begrippen standpunt, argument, tegenargument en weerlegging. 
  • Je leert een betoog schrijven

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Opbouw van een betoog
- Besteed tijd aan je titel! Verzin deze op het allerlaatst.
  1. Inleiding met stelling
  2. Kern met argumentatie
    - Minimaal twee argumenten voor
    - Minimaal een argument tegen
    - Weerlegging van het tegenargument
  3. Slot

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Titel
Zorg ervoor dat de titel aanspreekt, nieuwsgierig maakt en aansluit bij de tekst. 

               Daarom is het vaak makkelijker om je titel pas aan het eind te verzinnen!

Slide 6 - Diapositive

INLEIDING
  1. - Stel een of meer directe vragen / retorische vraag
  2. - Uitdagende openingszin
  3. - Aanleiding voor het betoog (actualiteit)
  4. - Anekdote
  5. - Persoonlijke ervaring
  6. - Definitie of omschrijving: introductie van het onderwerp
  7. - Eindigen met je stelling
Begin hier niet direct mee.
Start eerst met de kern, dan de inleiding en uiteindelijk het slot.

Slide 7 - Diapositive

Wat zet je niet in de inleiding
- Argumenten
- Termen uit de theorie over het betoog (stelling, betoog)
- Algemene opmerkingen: 'zoals iedereen weet...'
- Beginnen met 'ik' doe je NOOIT

Slide 8 - Diapositive

MIDDENSTUK
  • Verdeel het in minimaal drie alinea's (ongeveer gelijke lengte)
  • 1e alinea: Inleiding
  • 2e alinea: 1e argument voor
  • 3e alinea: 2e argument voor
  • 4e alinea: tegenargument + weerlegging
  • Licht dit argument toe met voorbeelden, onderzoeksresultaten, citaten van deskundigen, etc.. Je mag hiervoor je chromebook gebruiken

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Vidéo

Ik denk niet dat de PVV veel stemmen zal krijgen bij de verkiezingen, want ik denk dat veel kiezers erg tevreden zijn over het beleid van premier Rutte.

Wat is het standpunt in bovenstaande argumentatie?
A
Ik denk niet dat de PVV veel stemmen zal krijgen bij de verkiezingen
B
Ik denk dat veel kiezers erg tevreden zijn over het beleid van premier Rutte

Slide 11 - Quiz

[Het Nederlands verloedert] want jongeren gebruiken steeds meer Engelse woorden als spam, hacken, gamen, cool, relaxed en chil.
A
Argument
B
Standpunt

Slide 12 - Quiz

Weerlegging

Een argument dat laat zien dat een argument zwak of onwaar is noemen we een weerlegging.

                                                                      Voorbeeld:

Het is fijn dat de aarde opwarmt, want dan kunnen we in ons eigen land lekker veel zonnen (argument voor). Maar de kans dat je huidkanker krijgt, wordt daardoor wel een stuk groter (argument tegen). Als je je echter genoeg insmeert met zonnebrandolie en niet te lang in de zon blijft,  is er niets aan de hand (weerlegging).

Slide 13 - Diapositive

SLOT
  • Herhaling van de stelling
  • Samenvatting (kortom, zoals we zagen, zoals is gebleken)
  • Conclusie (al met al, dus, derhalve, daarom, concluderend, hieruit volgt)
  • Aanbeveling of advies (de oplossing zou zijn als, mijn advies is)
  • Toekomstverwachting


Je mag ook een combinatie maken!
Niet: enkel de samenvatting van de argumentatie

Slide 14 - Diapositive

SLOT (vervolg)
Je kunt kiezen voor een 'uitsmijter' als laatste zin, zodat jouw tekst beter blijft hangen bij de lezer.
Doe dit alleen als je zin ook echt geschikt is, dus ergens op slaat!

Slide 15 - Diapositive

STELLING KIEZEN
  • Mensen met een niet-Nederland paspoort die wel wonend zijn in Nederland moeten kunnen stemmen.
  • Kinderen onder de 18 jaar moeten stemrecht krijgen.

Slide 16 - Diapositive