MK 1.2 Je omgeving ontdekken

1 / 47
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

Cette leçon contient 47 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

H1 Onderzoeken en ontdekken
1.1 Ontdek je binnenste

1.2 Je omgeving ontdekken

1.3 Gegevens vastleggen

1.4 Onderzoek doen

Slide 2 - Diapositive

Zet op volgorde van groot naar klein 
groot
klein
orgaanstelsel
cel
organisme
orgaan

Slide 3 - Question de remorquage

Sleep de woorden naar het juiste plaatje
Organismen
cel
Orgaanstelsel
orgaan

Slide 4 - Question de remorquage


Welk orgaanstelsel
zie je hiernaast?
A
bloedvatenstelsel
B
zenuwstelsel
C
verteringsstelsel
D
ademhalingsstelsel

Slide 5 - Quiz


De lever hoort bij het ...
A
beenderenstelstel
B
zenuwstelsel
C
bloedvatenstelsel
D
verteringsstelsel

Slide 6 - Quiz


Nummer 5 is de ...
A
Long
B
Hart
C
Nier
D
Maag

Slide 7 - Quiz


Welk orgaanstelsel zie je hiernaast?
A
Uitscheidingsstelsel
B
Spijsverteringsstelsel
C
Bloedvatenstelsel
D
Beenderstelsel

Slide 8 - Quiz


Nummer 7 is de ...
A
Dikke darm
B
Maag
C
Nier
D
Dunne darm

Slide 9 - Quiz

H1 Onderzoeken en ontdekken
1.1 Ontdek je binnenste

1.2 Je omgeving ontdekken

1.3 Gegevens vastleggen

1.4 Onderzoek doen

Slide 10 - Diapositive

Leerdoelen 1.2 Je omgeving ontdekken
Je leert goed kijken en 
met de microscoop werken.
Je leert hoe je beschrijft en 
tekent wat je hebt gezien.
Je leert hoe je de naam van 
een dier of plant te weten komt.

Slide 11 - Diapositive

1.2 Je omgeving ontdekken

Biologie gaat over mensen, dieren, planten en hun omgeving.

Organisme = alles wat leeft


Organisme kun je:

Waarnemen = kijken, ruiken, voelen, horen en soms zelfs proeven.


Als je waarneemt, dan kijk je naar de kenmerken van een organisme.

Kenmerken = eigenschappen waaraan je een organisme kunt herkennen. 


Biologie gaat over mensen, dieren, planten en hun omgeving.

Organisme = alles wat leeft
Organisme kun je:
Waarnemen = kijken, ruiken, voelen, horen 
   en soms zelfs proeven.

Als je waarneemt, dan kijk je naar de kenmerken 
   van een organisme.
Kenmerken = eigenschappen waaraan je 
   een organisme kunt herkennen. 








Slide 12 - Diapositive

1.2 Je omgeving ontdekken

Beschrijving = de belangrijkste eigenschappen, kenmerken van een organisme opschrijven  


  • Je kunt iets zien met het blote oog
  • soms heb je een vergrootglas nodig om iets goed te bekijken, een loep
  • Om iets heel kleins te kunnen bekijken heb je een microscoop nodig



In de volgende dia's leer je hoe je een microscoop gebruikt.


Je kunt iets zien met het blote oog, 
   soms heb je een vergrootglas / loep 
   nodig om iets goed te bekijken.
Om iets heel kleins te kunnen bekijken
   heb je een microscoop nodig.

Preparaat
   dat wat je gaat bekijken onder de microscoop.
Objectglas / voorwerpglas = dikke onderste glas.
Dekglaasje = heel dun glaasje wat bovenop ligt.


Slide 13 - Diapositive

Wat is de functie van een microscoop?

Slide 14 - Question ouverte

Revolver
1
Objectief
2
Klemmen
3
Kruistafel
4
Diafragma
5
Lampje
6
Oculair
7
Tubus
8
Statief
9
Grote stelschroef

10
Kleine stelschroef

11
Voet

12
Kruistafel stelknoppen

13

Slide 15 - Diapositive

oculair
statief
tafel
tubus
voet
lamp

Slide 16 - Question de remorquage

1.2 Je omgeving ontdekken


Beschrijving= in woorden de belangrijkste eigenschappen/kenmerken

 van een organisme vertellen/ opschrijven.


Je kunt waarnemingen ook tekenen:
Op 2 manieren:
Natuurgetrouw
 = precies wat je ziet

Schematisch= belangrijkste onderdelen 


Beschrijving = in woorden de 
belangrijkste eigenschappen / 
kenmerken van een organisme 
vertellen / opschrijven.
 


Je kunt waarnemingen ook tekenen:
Natuurgetrouw = precies wat je ziet, als een foto 
Schematisch = alleen de belangrijkste onderdelen

Slide 17 - Diapositive

1.2 Je omgeving ontdekken


Beschrijving= in woorden de belangrijkste eigenschappen/kenmerken

 van een organisme vertellen/ opschrijven.


Je kunt waarnemingen ook tekenen:
Op 2 manieren:
Natuurgetrouw
 = precies wat je ziet

Schematisch= belangrijkste onderdelen 


Beschrijving = in woorden de belangrijkste eigenschappen / kenmerken van een organisme vertellen / opschrijven.

Slide 18 - Diapositive

1.2 Je omgeving ontdekken


Beschrijving= in woorden de belangrijkste eigenschappen/kenmerken

 van een organisme vertellen/ opschrijven.


Je kunt waarnemingen ook tekenen:
Op 2 manieren:
Natuurgetrouw
 = precies wat je ziet

Schematisch= belangrijkste onderdelen 


Je kunt waarnemingen ook tekenen:
 
Natuurgetrouw = precies wat je ziet, als een foto 
Schematisch = alleen de belangrijkste onderdelen

Vergroting = de vergroting van de tekening
= vergroting oculair X vergroting objectief

Slide 19 - Diapositive

Natuurgetrouwe tekening
Schematische tekening

Slide 20 - Question de remorquage

Iets van binnen tekenen
Lengtedoorsnede 
(over het langste stuk) 
en dwarsdoorsnede 
(over het korste deel)

 




Buitenaanzicht = als je de buitenkant tekent
Doorsnede = als je de binnenkant tekent

Lengtedoorsnede = doorsnede over lengte
Dwarsdoorsnede = doorsnede over de breedte

Slide 21 - Diapositive

Iets van binnen tekenen
Lengtedoorsnede 
(over het langste stuk) 
en dwarsdoorsnede 
(over het korste deel)

 




Buitenaanzicht = als je de buitenkant tekent
Doorsnede = als je de binnenkant tekent

Lengtedoorsnede = doorsnede over lengte
Dwarsdoorsnede = doorsnede over de breedte

Slide 22 - Diapositive

Buitenaanzicht
Dwarsdoorsnede
Lengtedoorsnede

Slide 23 - Question de remorquage

Hoe vind je de naam van een organisme?
Om achter de naam van een organisme te komen moet je op kenmerken letten. 

Organismen zijn ingedeeld in groepen met gemeenschappeijke kenmerken. Bijvoorbeeld gewervelde en ongewervelde dieren. 



Om achter de naam van een organisme te komen moet je op kenmerken letten. Organismen zijn ingedeeld in groepen met gemeenschappelijke kenmerken.

Het opzoeken van een naam van een organisme noemen we determineren.
 
Met behulp van een zoekkaart of determineertabel zoek je de naam op. 

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Diapositive

Slide 35 - Diapositive

Slide 36 - Diapositive

Slide 37 - Diapositive

Slide 38 - Diapositive

Slide 39 - Diapositive

Slide 40 - Diapositive

Slide 41 - Diapositive

Slide 42 - Diapositive

Slide 43 - Diapositive

Slide 44 - Diapositive

Determineren 

Slide 45 - Diapositive

Huiswerk voor de volgende les
  • Leer paragraaf 1.1 + 1.2 = blz. 9 t/m 27
  • Maak opdracht 1 t/m 22 (als je die in de les nog niet af had)
  • Leer Om te onthouden = blz. 27
  • Schrijf dingen die je wilt vragen in de volgende les op.

  • Lees paragraaf 1.3 = blz. 28 t/m 33 goed door.

Slide 46 - Diapositive

Thuis
Lees je voor de les de paragraaf door.

Bestudeer je de begrippen.

Leer je de paragraaf.

Maak je je huiswerk.
Schrijf je vragen voor de volgende les op.
Tip
Leerlingen die meteen hun huiswerk maken, hebben meestal tijdens de les het grootste deel af...

Succesvolle leerlingen gaan thuis serieus met de leerstof aan 't werk.
Leren
Begin op tijd.
Verdeel het in stapjes.
 
Leer de begrippen.
Markeer belangrijke tekst.
 

Maak het huiswerk.
Kijk de opdrachten na, verbeter wat fout was.

Slide 47 - Diapositive