4 het gezin

• Nederlands
• ISK

4.1 het gezin

Lees: 'Het gezin van Sam'
kijk naar de foto's.
Wie is deze vrouw?

Lees: 'Het gezin van Sam'
kijk naar de foto's.
Wie is deze man?

Samen lezen:
Vader, moeder, ouders, zoon en dochter, broer en zus.

Hoeveel broers heb je?

Hoeveel zussen heb je?

Waar woont je gezin?

Lees: De familie van Sam.
Wie is de man van oma?

Lees: De familie van Sam.
Hoeveel kinderen heeft tante Lis?

Lees: De familie van Sam.
Hoeveel kinderen heeft oom Kees?

Lees: De familie van Sam.
Hoeveel kinderen heeft de vader van Sam?

Lees: Opa en Oma
Hoe heet de tante van Sam?

Lees: Opa en Oma.
De tante van Sam is de zus van ...... en van ..........

Lees: Opa en Oma
Hoe heet de oom van Sam?

Lees: Opa en Oma
De oom van Sam is een broer van....en van....

Hoeveel ooms en tantes heb je?

Hoeveel neven en nichten heb je?

Maak een woord met de letter Z

Maak een woord met de letter u

Maak een woord met de letter s

Maak een woord met de letter n

Maak een woord met de letter ee

Maak een woord met de letter f

Maak een woord met de letter oo

Maak een woord met de letter m

Een zin lezen en schrijven.
Schrijf de tekst over.

Ik, hij, zij en wij.
.......pak een pen.

Ik, hij, zij en wij.
Sam, ........pakt een pen

Ik, hij, zij en wij.
.......ren

Ik, hij, zij en wij.
Oom rent, ........rent

Ik, hij, zij en wij.
Zeggen:
Ik.......nee.

Ik, hij, zij en wij.
Zeggen.
Kim,.......... ...............nee

Ik, hij, zij en wij.
Zeggen.
Sam,.......... ...........ook nee

Ik, hij, zij en wij.
Wij............nee

Doe wat je hoort.
Luister naar de docent.

Zoek in het lokaal.
Rood, oranje, geel, groen, blauw, paars, bruin, wit, zwart en grijs.