Nederlands in gang Hoofdstuk 13

• NT2
• HBO
• Studiejaar 1

Nederlands in gang 

Hoofdstuk 13: Bij vrienden 

Ik kan mijn mening vragen/geven.

Ik kan praten over koetjes en kalfjes.

Ik kan het werkwoord zullen (shall) gebruiken.

Ik ken de uitspraak van de vocalen.

Tekst

Toon Hermans (dichter/cabaretier) 1916-2000):

oprecht	sincere
als het erop aan komt	when it comes down to it
grient/huilt	cries
voor je bidt	prays for you
stil	quiet

Quizlet Hoofdstuk 13

https://quizlet.com/nl/218838787/hoofdstuk-13-nederlands-in-gang-nederlands-engels-flash-cards/?i=1zl84x&x=1jqt

Zullen

https://youtu.be/iFtPhAmB6no

Zullen (shall): belofte (promiss)

Het is hier warm.	Zal ik een raam open zetten?
Ik heb zin in eten.	Zal ik iets te eten voor je halen?
Is er nog koffie?	Zal ik nieuwe koffie zetten?
Ik heb erge hoofdpijn.	Zal ik een paracetamol voor je pakken?
Hoe laat is het eigenlijk?	Zal ik even op de klok kijken?
Kun je hier ergens pinnen?	Zal ik dat even opzoeken?
Mijn tassen zijn erg zwaar.	Zal ik je helpen tillen?

Lied: Harry Jekkers: Raar is leuk

Liedtekst

https://portal.coutinho.nl/fileadmin/documenten/nederlandsingang3/nig-liedje-h13.pdf

liedhttps://portal.coutinho.nl/nederlandsingang3/studiemateriaal/hoofdstukken/hoofdstuk-13/verdieping/liedje-harrie-jekkers.html

Koetjes en kalfjes (smalltalk)

                 Mooi weertje vandaag!

           Lekker geslapen?

                  Koud hier! Vind je niet?

                  Eindelijk schijnt de zon weer!

                 Na regen komt zonneschijn!

             Wat een drukte hier!

             Hoe was je weekend?

               Ga je nog op vakantie?

Wil je thee?

1. Ja, goed. Heel mooi.
2. Zeg het wel.
3. Zeg dat wel.
4. Ja, graag.

Ik was erg ziek maar nu voel ik me weer beter.

1. Wat jammer!
2. Nee, klopt!
3. Gelukkig.
4. Ja, lekker he?

Wat een slecht weer, vind je niet?

1. Ik houd juist van dit onstuimige weer.
2. Zeg het wel!
3. Zeg dat wel!
4. Nee, klopt!

Doe haar de groeten terug. (say hello back)

1. Zal ik doen.
2. Ja, ik ook.
3. Dat zal ik doen.
4. Wat lekker.

Hoe gaat het met je?

1. Gaat wel. En met jou?
2. Prima, en met jou?
3. Uitstekend! Heerlijk weer ook!
4. Niet zo goed, ik heb veel problemen.

Het adres was makkelijk te vinden.

1. Ja, dat dacht ik wel. Zo dichtbij het station.
2. Dat is geen probleem.
3. Wat lekker!
4. Gelukkig!

Poeh, poeh! Ik ben toe aan koffie!

1. Zal ik een bakje koffie voor je halen?
2. Prima, en met jou?
3. Ja, ik ook na die lange wandeling.
4. Dat zal ik doen.

Vocalen