kijklijnen en hoeken

• Wiskunde
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

Els staat buiten, kan Frits haar zien?

1. Ja
2. nee
3. een klein stukje

Roderick kijkt door het raam
naar het schoolplein. Hoeveel
leerlingen kan hij zien?

1. 5
2. 6
3. 7
4. 8

Wie heeft een grotere kijkhoek,
persoon A of persoon B?

1. Persoon A
2. Persoon B

Welke lijnen zijn evenwijdig met elkaar?

1. a en b
2. e en f
3. d en e
4. b en c

De hoeken tussen de spaken zijn
allemaal even groot, hoe groot is
een hoek. Laat je berekening zien.

Hoe noemen we deze hoek?
Schrijf erbij groter dan, kleiner dan
of gelijk aan 90 graden.

Ton kijkt de sporthal in waar
allemaal pionnen in staan.
Hoeveel pionnen kan ton zien?

1. 11
2. 9
3. 6
4. 3

Hoe noemen we deze hoek?
Schrijf erbij groter dan, kleiner dan
of gelijk aan 90 graden.

Wat kan Sarah allemaal zien?

1. regenton, jonge eik en vogelhuisje
2. rozen, schuur en regenton
3. jonge eik, vijver en schuur
4. vijver, volghuisje en regenton

Hoeveel graden is de hoek tussen de
wijzers van de klok. Laat zien met een
berekening!

Staan de lijnen 2 en 3 loodrecht op elkaar?

1. ja
2. nee
3. kan ik niet zien

Staan de lijnen 3 en 4 loodrecht op elkaar?

1. ja
2. nee
3. kan ik niet zien

Welk schepje heeft een
rechte hoek?

1. Schepje b
2. Schepje c
3. Schepje e
4. Schepje f

Hoe noemen we de lijnen waar
de blauwe pijlen naar wijzen?

Hoe noemen we de rode
punt bij A?