Cette leçon contient 46 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
6.2 De vorst aan de macht & de Verlichting
Ipad weg, schrift en pen voor je!
Slide 1 - Diapositive
Deze les:
- Nabespreken toets PWW 2
- Inleveren boekverslag?
- Nieuw hoofdstuk, beginnen bij 6.2
Slide 2 - Diapositive
Pruiken & revoluties
1. Bestuur en standenmaatschappij in Frankrijk
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Leervragen
1. Je kunt uitleggen waarom het bestuur van Lodewijk XVI in de problemen komt
2. Je kunt uitleggen waarom de bourgeoisie ontevreden is over de standenmaatschappij
3. Je kunt continuïteit en verandering onderscheiden
Slide 5 - Diapositive
Eerst een beetje herhalen...
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Diapositive
L'État, c'est Moi
De wil van de koning is wet. Dit noem je absolutisme. (Ancien Regime).
Lodewijk XIV was een Franse koning met absolute macht.
Deze macht is door god gegeven: droit divin (goddelijk recht)
Zo hoeft dus ook niemand aan de koning te twijfelen...
ZIjn opvolgers Lodewijk XV & Lodewijk XVI die waren ook absoluut vorst
Slide 8 - Diapositive
Slide 9 - Carte
Slide 10 - Carte
Slide 11 - Vidéo
Lodewijk XIV
Slide 12 - Diapositive
De Zonnekoning
Lodewijk XIV (1638-1715) was één van de machtigste koningen van Frankrijk.
Hij werd koning toen hij 5 jaar was. Tot zijn 23e werd Frankrijk daarom bestuurd door eerste minister Mazarin.
Hij zorgde ervoor dat iedereen naar Lodewijk zou luisteren en dat hij de absolute macht had.
Pak je smartphone of tablet en klik op de link om het paleis van Versailles van binnen te bekijken!
Slide 13 - Diapositive
Lodewijk XV
Slide 14 - Diapositive
Lodewijk XVI
Slide 15 - Diapositive
Hoffeesten op Versailles
Slide 16 - Diapositive
Slide 17 - Vidéo
Standenmaatschappij
Sinds de middeleeuwen was de Franse samenleving verdeeld in 3 standen: 'bidders, strijders en werkers'
Over deze verdeling kon niet worden getwijfeld: God had dit zo bepaald.
Slide 18 - Diapositive
De 1e stand
De geestelijkheid: de mensen van de kerk. Zij zorgden dat de mensen in de hemel zouden komen. De hoge geestelijken woonden in grote paleizen en hadden vooral rechten (en maar weinig plichten).
De geestelijken bezaten veel grond: het waren grootgrondbezitters
Slide 19 - Diapositive
De 2e stand
De edelen: de mensen van adel. Zij zorgen voor het bestuur en de verdediging van het land. Zij woonden in grote paleizen en hadden vooral rechten (en maar weinig plichten).
De koning vertrouwde hen niet: daarom mochten (moesten!) ze bij hem in de buurt wonen. Zo kon hij ze in de gaten houden.
Slide 20 - Diapositive
De 3e stand
De boeren en de burgers. Eigenlijk iedereen die niet bij de 1e of 2e stand hoorde. Daarom waren er in de 3e stand ook grote verschillen. Zo had je de rijke burgerij, de bourgeoisie (97% van de bevolking). Dit waren mensen met een eigen bedrijf of een diploma.
De 3e stand had alle plichten: zij moesten bijvoorbeeld wél belasting betalen.
Slide 21 - Diapositive
Misoogst
Door mislukte oogsten waren de graanprijzen (en dus ook de prijs van brood) enorm gestegen. Er ontstonden zelfs hongersnoden.
Ondertussen moest de 3e stand wél veel belasting betalen.
Slide 22 - Diapositive
Frankrijk gaat langzaam failliet
Het bestuur en leger functioneerden slecht.
Feesten, paleizen, bestuur en oorlogen kosten heel veel geld, maar het geld is op.
Koning Lodewijk XVI wil graag meer geld hebben, maar de Adel & geestelijkheid wilde geen belasting betalen
Slide 23 - Diapositive
Slide 24 - Vidéo
Aantekeningen
timer
4:00
Slide 25 - Diapositive
Geestelijkheid
De 1e stand
Adel
De 2e stand
De 3e stand
Alle mensen die niet bij de 1e of 2e stand horen.
Slide 26 - Diapositive
Ongelijkheid
Hoge belastingen voor de boeren (Hofstelsel met herendiensten bestaan nog steeds)
Ook bij slechte omstandigheden, moeten ze betalen -> boeren worden ontevreden
Ook in de steden onrustiger: armoede groot en slechte arbeidsomstandigheden.
Vooral de bourgeoisie (rijke burgers) spreekt zich hiertegen uit
Slide 27 - Diapositive
Ontevredenheid Bourgeoisie
De Rijke Burgerij
Derde stand boos
Betaalden veel belasting
Pachtboeren uitgebuit
Geen inspraak bestuur (bankiers/artsen etc.)
Ongelijke rechtspraak (verschil standen)
Overheid doet geen moeite voor de handel
Slide 28 - Diapositive
Salon bijeenkomst verlichting denkers
Slide 29 - Diapositive
Verlichte-denkers
Slide 30 - Diapositive
John Locke
Belangrijke denker uit de Verlichting
Iedereen wordt gelijk geboren.
De koning moet rekening houden met de belangen van het volk.
Als een koning slecht regeert, mag het volk hem afzetten.
Slide 31 - Diapositive
Voltaire
tegen bijgeloof en de kerk
vrijheid van meningsuiting
God bemoeid zich niet met de wereld, dat is tegen de wetten van de natuur
"Het is tegen deze prijs dat u in Europa suiker eet"
Slide 32 - Diapositive
Pak nu je IPAD
Slide 33 - Diapositive
Wat is de afschaffing van de slavernij gekoppeld aan?
A
Absolutisme
B
Idealen van de verlichting
C
Feodalisme
Slide 34 - Quiz
Wat zijn de belangrijkste kenmerken van de verlichting?
A
Bijgeloof
B
Rationaliteit
C
Dictatuur
D
Mensenrechten
Slide 35 - Quiz
Wie was Lodewijk XIV?
A
Franse koning
B
Regeerde van 1643-1715
C
Regeerde van 1765-1820
D
Engelse koning
Slide 36 - Quiz
Wat zijn kenmerken van het absolutisme?
A
Machtsconcentratie bij de vorst
B
Volledige persvrijheid
C
Geen scheiding der machten
D
Machtsconcentratie bij het volk
Slide 37 - Quiz
Wat was een belangrijk standpunt van Voltaire?
A
God bemoeit zich niet met de wereld.
B
Mensen moeten zelf nadenken.
C
Iedereen wordt gelijk geboren.
D
Vrijheid van meningsuiting
Slide 38 - Quiz
Waarom moesten de edelen bij de koning in de buurt wonen?
A
Om belasting te betalen
B
Zodat de koning ze in de gaten kon houden
C
Om de mensen in de hemel te brengen
D
Om het land te besturen
Slide 39 - Quiz
Wie behoorde tot de 3e stand?
A
De edelen
B
De koning
C
De boeren en de burgers
D
De geestelijkheid
Slide 40 - Quiz
Wat was een belangrijk standpunt van Voltaire tegen de religie?
A
God bemoeit zich niet met de wereld, dat is tegen de wetten van de natuur
B
Het is tegen deze prijs dat u in Europa suiker eet.
C
Als een koning slecht regeert, mag het volk hem afzetten.