Modalverben präsens

Modalverben
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Modalverben

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen
In deze les leer je wat de modale werkwoorden zijn.
Je leert wat de vertalingen zijn
Je leert de modale werkwoorden toepassen en vervoegen


Slide 2 - Diapositive

Welke soorten werkwoorden heb je in het Duits?
  • zwakke werkwoorden ofwel regelmatige werkwoorden  (bijv. wohnen)
  • sterke werkwoorden of onregelmatige werkwoorden (bijv. sehen)
  • onregelmatige werkwoorden als: haben, sein, werden
  • onregelmatige werkwoorden als de modale werkwoorden

Slide 3 - Diapositive

Wat is een modaal werkwoord?
Een modaal werkwoord  (Modalverb)
  • komt van 'modaliteit' = wijze van zijn, verschijningsvorm
  • staat samen met een infinitief (heel werkwoord) van een ander werkwoord in een zin
  •  verandert de betekenis van het werkwoord dat in de infinitief staat

Slide 4 - Diapositive

Heb je dat in het Nederlands ook?
Ja, kijk maar:
'hij eet' -> zegt iets over wat hij op het moment doet.
'hij wil eten' -> hier verandert het werkwoord 'willen' de betekenis van 'eten' en de zin: het is zijn wens iets te eten.
'hij kan eten' -> hier net zo: hij kan eten, maar moet niet.

'willen' en 'kunnen' zijn voorbeelden van modale werkwoorden.


Slide 5 - Diapositive

Modalverben in het Duits:

Slide 6 - Diapositive

Dus dit zijn ...
  • dürfen   (= mogen)
  • können (= kunnen)
  • mögen  (= lusten, lekker vinden, houden van)
  • möchten (= willen -> wens)
  • müssen (= moeten als noodzaak)
  • sollen  (= moeten als wens van een ander, aanrading, bevel)
  • wollen  (= willen)
  • wissen (= weten - geen modaal ww, maar net zo vervoegd)

Slide 7 - Diapositive

Vergelijk de stamvorm en de uitgangen
Bij een modaal werkwoord in het Duits:

  • Enkelvoud (ich, du, er/sie/es) verandert de stamklinker
  • Ich + er/sie/es krijgen geen uitgang

Slide 8 - Diapositive

Wat is er nu anders?
             zwak werkwoord:            modaal  werkwoord 'können':
ich               wohn e                          ich                kann -
du                wohn st                         du                kann st
er/sie/es   wohn                           er/sie/es    kann -
wir               wohn en                        wir                könn en
ihr                wohn t                            ihr                könn t
sie/Sie       wohn en                         sie/Sie       könn en

Slide 9 - Diapositive

Präsens

Slide 10 - Diapositive

In de volgende video
worden de modale werkwoorden nog eens vervoegd

en

zie je een heleboel voorbeeldzinnen!

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Vidéo

Wat helpt je bij het leren?
  • Bij 3 van deze werkwoorden is de klinker in het enkelvoud zoals in het Nederlandse enkelvoud:
    - dürfen (= mogen, ik mag)   ->  ich darf
    - können (= kunnen, ik kan)   > ich kann
    - wollen (= willen, ik wil)  > ich will

Slide 13 - Diapositive

Wat helpt bij het leren?
Onthoud de eerste letters van het rijtje werkwoorden
dürfen - können - mögen - müssen - sollen - wollen - wissen

En maak hiermee een voor jou makkelijk te onthouden zin,
bijvoorbeeld:
de klas moet maar snel weg wezen
En verlink deze letters in je hoofd met de Modalverben ....

Slide 14 - Diapositive

Maak nu een paar oefeningen,
vertaal:
hij kan

A
Er könne
B
Er kann
C
Er kannt
D
Er könnt

Slide 15 - Quiz

Vertaal:
jij mag
A
du darfst
B
du magst
C
du darf
D
du mag

Slide 16 - Quiz

Kijk nog eens terug naar de lesdoelen:
In deze les leer je wat modale werkwoorden zijn.

Je leert de vertalingen van de modale werkwoorden.

Je leert de modale werkwoorden te vervoegen en toe te passen in een zin.

Slide 17 - Diapositive

Bis morgen!

Slide 18 - Diapositive