MH1 Present Simple

Present simple
1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Present simple

Slide 1 - Diapositive

Aims & Programme
Lesdoel: Ik kan de present simple herkennen en weet over welke tijd we spreken. 
Ik kan de present simple toepassen in een opdracht en weet hoe deze gevormd wordt. 


Lesson up instructie
opdrachten maken


Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Wat is de present simple denk jij?
A
Tegenwoordige tijd
B
Verleden tijd

Slide 4 - Quiz

Present Simple, welke zin denk jij staat in de tijd van nu ?
A
Lucy lives in London.
B
Lucy lived in London.
C
Lucy is Living in London.
D
Lucy has lived in London.

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Vidéo

Present Simple = Tegenwoordige Tijd
we praten
jullie schrijven
zij studeren

we talk
you write
they study

Slide 7 - Diapositive

Present Simple = Tegenwoordige Tijd
ik fiets
jij loopt
hij eet
zij bevriest
het draagt
I cycle
you walk
he eatS
she freezES
it carrIES

Slide 8 - Diapositive

SHIT
She
He
IT
bij He/She/IT 

werkwoord
werkwoord eindigend op S-klank
werkwoord eindigend op medeklinker Y
-S
-ES
-IES

Slide 9 - Diapositive

-y -S of -IES?
Als een werkwoord eindigt op medeklinker -y
carry
study
hurry
cry
carrIES
studIES
hurrIES
crIES
Als een werkwoord eindigt op een klinker -y
play
buy
playS
buyS

Slide 10 - Diapositive


Present Simple
Wanneer gebruik je de Present Simple?
A
Wanneer iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt.
B
Wanneer iets nu bezig of aan de gang is.
C
Wanneer iets in het verleden is gebeurd.
D
Wanneer iets in het verleden is begonnen en nu nog bezig is.

Slide 11 - Quiz

Present simple
He ..... (to call)
A
call
B
calls

Slide 12 - Quiz

Present simple
It ....... (to start) in 10 minutes.
A
start
B
starts

Slide 13 - Quiz

Present simple
We often ........... (to talk) about or holiday.
A
talk
B
talks

Slide 14 - Quiz

Present simple
I never ....... (to wear) this dress to school.
A
wear
B
wears

Slide 15 - Quiz

Present simple
They ...... (to visit) us every summer.
A
visit
B
visits

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Vidéo

Bij :
he/she/it
komt er achter het werkwoord
- s
- es
- ies
Bij :
1 mens/ dier of ding komt er 
achter het werkwoord
- s
- es
- ies

Slide 18 - Diapositive

Eat
A
s
B
es
C
ies

Slide 19 - Quiz

Drink
A
s
B
es
C
ies

Slide 20 - Quiz

jump
A
s
B
es
C
ies

Slide 21 - Quiz

Fly
A
s
B
es
C
ies

Slide 22 - Quiz

search
A
s
B
es
C
ies

Slide 23 - Quiz

run
A
s
B
es
C
ies

Slide 24 - Quiz

cry
A
s
B
es
C
ies

Slide 25 - Quiz

dance
A
s
B
es
C
ies

Slide 26 - Quiz

(to teach) present simple
She ..... English.

Slide 27 - Question ouverte

(to cry) present simple
The baby ..... .

Slide 28 - Question ouverte

(to dance) present simple
I ..... at the party.

Slide 29 - Question ouverte

(to watch) present simple
We ..... a nice film.

Slide 30 - Question ouverte

wat heb jij geleerd vandaag?

Slide 31 - Question ouverte

wat vindt jij eventueel nog moeilijk?
laat dat hier weten

Slide 32 - Question ouverte

Lesdoel:
Ik kan de present simple herkennen
Ik kan de present simple toepassen in een opdracht
Ik snap het helemaal, kom maar op met de opdrachten
Ik snap het een beetje, maar wel even op weghelpen met de opdrachten
Ik snap er helemaal niets van , HELP

Slide 33 - Sondage

DO EX:
lesson 4 : ex 4 & 5  pg 68

done?: do ex. 2,6,8
lesson 4 

Slide 34 - Diapositive

Homework
Hw: Unit 2
Study lesson 2, 3, 4(studybox)
Do: ex. 2,6,8 lesson 4 U2.  
Readtheory 18 teksten 

Slide 35 - Diapositive