2HV Lezen H5 + oefentoets

Opstarten!
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Opstarten!

Slide 1 - Diapositive

Waarom 'begrijpend lezen' ons slechte lezers maakt
Eerste alinea:
Saaie artikelen lezen, 100 minuten stil zijn en oersaaie vragen beantwoorden: begrijpend lezen is de nachtmerrie van bijna elke middelbare scholier. Bij het vak Nederlands ligt veel nadruk op dit onderdeel, maar het heeft er niet toe geleid dat wij beter zijn gaan lezen. Het is zelfs bar slecht gesteld met het leesniveau van jongeren...

https://www.scholieren.com/blog/waarom-begrijpend-lezen-ons-slechte-lezers-maakt

Slide 2 - Diapositive

Wat is het standpunt van de schrijver?
A
De schrijver vindt dat er minder aan begrijpend lezen moet worden gedaan bij Nederlands.
B
De schrijver vindt begrijpend lezen saai en een nachtmerrie voor veel scholieren.
C
De schrijver vindt dat het leesniveau van leerlingen daalt doordat er veel aandacht wordt besteed aan begrijpend lezen.
D
Ik heb geen flauw idee wat zijn standpunt is.

Slide 3 - Quiz

Waarom 'begrijpend lezen' ons slechte lezers maakt
Eerste alinea:
Saaie artikelen lezen, 100 minuten stil zijn en oersaaie vragen beantwoorden: begrijpend lezen is de nachtmerrie van bijna elke middelbare scholier. Bij het vak Nederlands ligt veel nadruk op dit onderdeel, maar het heeft er niet toe geleid dat wij beter zijn gaan lezen. Het is zelfs bar slecht gesteld met het leesniveau van jongeren...

https://www.scholieren.com/blog/waarom-begrijpend-lezen-ons-slechte-lezers-maakt

Slide 4 - Diapositive

Welke aanname(s) doet de schrijver in deze eerste alinea?
A
De artikelen die worden gelezen zijn saai.
B
De vragen die worden gesteld zijn saai.
C
Veel scholieren vinden begrijpend lezen een nachtmerrie.
D
Veel aandacht voor begrijpend lezen is slecht voor het leesniveau.

Slide 5 - Quiz

Waarom 'begrijpend lezen' ons slechte lezers maakt
Eerste alinea:
Saaie artikelen lezen, 100 minuten stil zijn en oersaaie vragen beantwoorden: begrijpend lezen is de nachtmerrie van bijna elke middelbare scholier. Bij het vak Nederlands ligt veel nadruk op dit onderdeel, maar het heeft er niet toe geleid dat wij beter zijn gaan lezen. Het is zelfs bar slecht gesteld met het leesniveau van jongeren...

https://www.scholieren.com/blog/waarom-begrijpend-lezen-ons-slechte-lezers-maakt

Slide 6 - Diapositive

Wat zou je aan deze eerste alinea veranderen om het een beter betoog te maken? Noem één ding.
timer
1:00

Slide 7 - Question ouverte

Programma
Het huiswerk
De structuur van een betoog
Pakkende titels
Laatste quizvraag
Opdracht

Slide 8 - Diapositive

Het huiswerk

Slide 9 - Diapositive

Het huiswerk
Lezen H5 opdracht 4, 5 en 6

Bij opdracht 6 moest je Bosma's argumenten bestrijden (haar argumenten weerleggen). Haar argumenten waren:

1. Beplanting op het dak zorgt voor lekkage (volgens de LINDA).
2. Water geven van de begroeiing tijdens droogte is moeilijk. 
3. Er moet over haar dak gelopen worden om het dak van de Dirk groen te maken. 
4. Kosten voor de beschadiging aan haar dak. 

Slide 10 - Diapositive

Het huiswerk, een impressie

Slide 11 - Diapositive

Het huiswerk, een impressie

Slide 12 - Diapositive

Het huiswerk
Lezen H5 opdracht 4, 5 en 6

Bij opdracht 6 moest je Bosma's argumenten bestrijden (haar argumenten weerleggen). Haar argumenten waren:

1. Planten op het dak zorgt voor lekkage (volgens de LINDA).
LINDA is geen betrouwbare bron. Het dak gaat juist langer mee. 
2. Water geven van de begroeiing tijdens droogte is moeilijk. 
Het gaat om lagergelegen daken en er zijn dakboswachters. Daken worden bereikbaar gemaakt. 
3. Er moet over haar dak gelopen worden om het dak van de Dirk groen te maken. 
Het dak moet sowieso gerenoveerd worden. Dus ze moeten over haar dak. 
4. Kosten voor de beschadiging aan haar dak. 
Daken verstevigen is onderdeel van het project. 

Slide 13 - Diapositive

Structuur van een betoog
Herhalen structuur van een betoog

Slide 14 - Diapositive

Inleiding en slot
De inleiding van een tekst heeft twee functies: de aandacht van de lezer trekken en het onderwerp introduceren.
Eerst trek je de aandacht van de lezer: je maakt hem nieuwsgierig naar de rest van de tekst. Daarna introduceer je het onderwerp.

Je introduceert het onderwerp op een van de volgende manieren:
Je stelt een hoofdvraag en eventueel deelvragen over een verschijnsel.
Je formuleert een probleem door middel van een probleemstelling.
Je geeft je standpunt. 

In het slot formuleer je de hoofdgedachte van de tekst: het antwoord op de hoofdvraag, een oplossing voor het probleem of een herhaling van je standpunt. Vaak is de hoofdgedachte een conclusie. Die kun je aanvullen met een aanbeveling (advies) of een toekomstverwachting.
In het slot gebruik je signaalwoorden, zoals daarom, kortom, al met al en dus.
De tekst sluit je zo mogelijk af met een krachtige zin: een uitsmijter.

Slide 15 - Diapositive

Waar vind je het standpunt van de schrijver van een overtuigende tekst?
A
in de inleiding
B
na de inleiding
C
eerste alinea van het middenstuk
D
in het slot

Slide 16 - Quiz

Hoe schrijf je een tekst/betoog?

Bepaal het onderwerp, het schrijfdoel en de hoofdgedachte. -> je standpunt

Kies een structuur die bij het doel van de tekst past.  -> argumentatiestructuur

Maak een bouwplan aan de hand van de gekozen structuur. 

Noteer boven het bouwplan het onderwerp, het schrijfdoel, de hoofdgedachte en de tekststructuur.

Gebruik tijdens het schrijven signaalwoorden en structuuraanduidende zinnen als daardoor, want, er zijn drie oorzaken, het gevolg is, behalve voordelen heeft deze aanpak ook nadelen, een tweede bezwaar is, ik ben van mening.




Slide 17 - Diapositive

Wat zijn structurerende zinnen?
A
Een zin die de structuur van de hele tekst aangeeft.
B
Een zin die de structuur van de alinea aangeeft.
C
Een zin die de overgang van het ene tekstdeel naar het andere tekstdeel aangeeft.
D
Een zin met dezelfde functie als een signaalwoord.

Slide 18 - Quiz

Wat is een kernzin?
A
Hetzelfde als een structurerende zin
B
Belangrijkste zin van een alinea
C
Een zin met de kern van het verhaal
D
De kern van een zin met de belangrijkste informatie.

Slide 19 - Quiz

Alineaindeling
standpunt: ik vind dat de overheid iedereen moet verplichten om één keer per week vegetarisch te eten. 

Ten eerste kunnen we door meer vegetarisch te eten de veestapel verkleinen, wat beter is voor het milieu. ... [toelichting] ....
      Behalve dat vegetarisch eten beter is voor het milieu, is er nog een andere reden om één keer per week een vleesloze maaltijd in te voeren. Geen vlees eten betekent namelijk, dat er minder dieren geslacht hoeven worden en dus ook minder dieren te hoeven worden gefokt. Dit verhoogt het welzijn van de dieren. ... [toelichting] ...




Slide 20 - Diapositive

Maak een bouwplan
Titel
onderwerp
hoofdgedachte

Inleiding
- nieuwsgierig maken
- Introduceer het standpunt
Middenstuk
- X argumenten voor (1 per alinea)
Conclusie
- conclusie: standpunt in andere woorden

Slide 21 - Diapositive

Wat is in een betoog de hoofdgedachte?
A
Het standpunt
B
Het standpunt en een opsomming van de argumenten
C
Een conclusie
D
Het onderwerp in één zin.

Slide 22 - Quiz

Een argument...
A
staat in de eerste of de tweede zin van de alinea.
B
is alleen een hoofdzin.
C
wordt aangegeven met een opsommende signaalwoorden.
D
wordt aangegeven met redengevende signaalwoorden.

Slide 23 - Quiz

Een argument wordt aangegeven met een opsommende signaalwoorden.
In je betoog geef je meerdere argumenten, dus geef je een opsomming. De toelichting van het argument geef je aan met een redengevend signaalwoord. 

standpunt: ik vind dat de overheid iedereen moet verplichten om één keer per week vegetarisch te eten.

Ten eerste kunnen we door meer vegetarisch te eten de veestapel verkleinen, wat beter is voor het milieu. Omdat de productie van vlees veel CO2 uitstoot, kunnen we door het niet-eten van vlees ook de CO2-uitstoot verminderen. 

Slide 24 - Diapositive

Pakkende titels
Zorg voor elke tekst die je schrijft dat je titel pakkend is!
Of het nou fictie is, informatief of betogend, een pakkende titel heeft alleen maar voordelen!

Slide 25 - Diapositive

Wanneer is een titel pakkend?
A
Wanneer je uit de titel op kunt maken waar de tekst over gaat.
B
Wanneer de titel een van de deelonderwerpen bespreekt.
C
Wanneer de titel terug te vinden is in de tekst.
D
Wanneer de titel zorgt dat de lezer er iets bij voelt.

Slide 26 - Quiz

Pakkende titels
Zorg dat je provoceert! 
Dat werkt goed als je een reactie uit wil lokken, mensen nieuwsgierig wil maken of tot iets aan wil zetten. 

provoceren: opzettelijk iets doen of zeggen omdat je een reactie wilt uitlokken. Je mag dan best een beetje overdrijven. 

Voorbeelden: 
  •  `Een goede debater laat zich niet provoceren, hij provoceert zelf.`,
  • `Voor sommige vrouwelijke Kamerleden is het een sport om op Prinsjesdag een provocerend hoedje op te zetten.`
  • WAAR WIL JE AAN WERKEN DIT LESUUR?! STUUR EEN MAILTJE, DAN ZORG IK VOOR CONTENT!!!!

Dit is een cadeautje voor de woordenschat ;).

Dus denk bij het maken van een titel aan: hoe lok een reactie uit, hoe wek ik een gevoel op, hoe zorg ik ervoor dat iemand mijn stuk gaat lezen.

Slide 27 - Diapositive

Bedenk een provocerende titel voor het standpunt:

De overheid moet mensen verplichten om minstens één keer per week vegetarisch te eten.
timer
1:30

Slide 28 - Question ouverte

De overheid moet mensen verplichten om minstens één keer per week vegetarisch te eten.
Titels:
Eet vlees en vernietig de planeet

Eet vegetarisch of verhuis naar Mars

Groen is goed, vlees is vernietigend

Let op: maak je titel niet te lang (geen hele zin). 
 

Slide 29 - Diapositive

Laatste quizvraag

Slide 30 - Diapositive

De bijzaken van een tekst vind je nooit in het middenstuk.
A
Waar
B
niet waar

Slide 31 - Quiz

Opdracht
Maak de oefentoets op de computer of op papier. 


Thuis: lever de toets in via ELO-> opdrachten (daar vind je ook de opdracht).
Op school: zoek iemand anders die ook klaar is met het betoog en geef elkaar feedback. 

Slide 32 - Diapositive