par. 3.2 klas 1 vwo

Par. 3.2  Temperatuurverschillen op aarde
Leerdoelen:
1. Hoe wordt de atmosfeer verwarmd?
2. Wat is het verschil tussen kortgolvige en langgolvige straling?
3. Waarom is het hoog in de bergen kouder?
4. Waar/wanneer vallen zonnestralen schuin in?
5. Waar/wanneer vallen zonnestralen rechter in?
6. Wat is het effect van schuin of recht invallende zonnestralen?
7. Hoe bereken je de gemiddelde dagtemperatuur?
8. Hoe verandert de temperatuur van de evenaar tot de polen?


1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Par. 3.2  Temperatuurverschillen op aarde
Leerdoelen:
1. Hoe wordt de atmosfeer verwarmd?
2. Wat is het verschil tussen kortgolvige en langgolvige straling?
3. Waarom is het hoog in de bergen kouder?
4. Waar/wanneer vallen zonnestralen schuin in?
5. Waar/wanneer vallen zonnestralen rechter in?
6. Wat is het effect van schuin of recht invallende zonnestralen?
7. Hoe bereken je de gemiddelde dagtemperatuur?
8. Hoe verandert de temperatuur van de evenaar tot de polen?


Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Hoe wordt de atmosfeer verwarmd?
A
Van onderop door kortgolvige straling
B
Van onderop door langgolvige straling
C
Van bovenaf door langgolvige straling
D
Van bovenaf door kortgolvige straling

Slide 3 - Quiz

Wat is juist?
A
Langgolvige straling is warmte van de zon
B
Kortgolvige straling is warmte van de zon
C
Kortgolvige straling is warmte van het aardoppervlak
D
Langgolvige straling is warmte van het aardoppervlak

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Diapositive

Per km dat je hoger komt in de bergen:
A
Daalt de temperatuur 6 graden Celsius
B
Stijgt de temperatuur 6 graden Celsius
C
Daalt de temperatuur 4 graden Celsius
D
Stijgt de temperatuur 4 graden Celsius

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Diapositive

Zonnestralen:
A
Vallen vroeg en laat op de dag en bij de polen recht in.
B
Vallen midden op de dag en bij de evenaar schuin in.
C
Vallen midden op de dag schuin in en bij de polen recht in.
D
Vallen vroeg en laat op de dag en bij de polen schuin in.

Slide 8 - Quiz

Hoe komt het dat het warm is als zonnestralen recht invallen? Noem twee oorzaken.

Slide 9 - Question ouverte

Slide 10 - Diapositive

De gemiddelde dagtemperatuur:
A
Is de maximum temperatuur in een periode van 24 uur.
B
Is de minimum temperatuur in een periode van 24 uur.
C
Wordt berekend door de temperatuur van overdag en 's nachts op te tellen en te delen.
D
Is niet geschikt om het klimaat te beschrijven.

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Diapositive

Van de evenaar naar de polen wordt het steeds:
A
Kouder
B
Warmer
C
Natter
D
Droger

Slide 13 - Quiz