Herhaling passé composé + conditionnel

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

BONJOUR ET BIENVENUE

Bonjour

et 

bienvenue!!

la tâche de début

Je mag in tweetallen overleggen/samenwerken. Schrijf de antwoorden op je blaadje + naam.

Passé composé

Vertaal onderstaande zinnen naar het Nederlands (passé composé -zie blz 3)

• il a donné un cadeau.
• J'ai fait mes devoirs
• Nous sommes allés au cinéma.
  
  

(Tip: Kijk in je grammaticaboekje)

Aujourd'hui

Programme:

• La tâche de début
• Herhaling passé composé
• Le conditionnel
• Au travail (+ huiswerk controle)

Prenez votre chromebook

Log in sur lessonup.app.

Gebruik je eigen naam en pak je grammaticaboekje

Passé composé

J' (ik)	ai	dans é	fin i	attend u
Tu (jij)	as	dans é	fin i	attend u
Il/elle/on (hij/zij/wij)	a	dans é	fin i	attend u
nous (wij)	avons	dans é	fin i	attend u
Vous (jullie/u)	avez	dans é	fin i	attend u
Ils/elles (zij)	ont	dans é	fin i	attend u

Werkwoorden - ER/IR/RE

Verleden tijd: passé composé 

Vertaal:
Wij hebben gegeven

Onregelmatige ww'en

Voor de volgende werkwoorden is de passé composé onregelmatig:

	passé composé	vertaling
être (zijn)	j'ai été	ik ben geweest
avoir (hebben)	j'ai eu	ik heb gehad
faire (maken,doen)	j'ai fait	ik heb gedaan/gemaakt
prendre (nemen)	J'ai pris	Ik heb genomen
vouloir (willen)	J'ai voulu	Ik heb gewild

Passé composé

faire	j'ai
être	il a
avoir	on a
vouloir	nous avons
Prendre	Vous avez

IIIb. Voltooid deelwoord (onregelmatige)

fait

été

eu

voulu

pris

Vertaal:
Hij heeft gehad

Als je een passé composé met être hebt...

	Mannelijk	Vrouwelijk
Enkel voud	- Je suis tombé	e Je suis tombé e
Meer voud	s Ils sont tombé s	es Elles sont tombé es

Je suis tombé(e)

Tu es tombé(e)

Il est tombé

Elle est tombée

Nous sommes tombé(e)s

vous êtes tombé(e)(s)

Ils sont tombés

Elles sont tombées

Wanneer gebruik je être/avoir?

Vaak is het hetzelfde in het Nederlands. (la maison d'être)

Mes amies ______ (uitgegaan)

1. sont partis
2. avons partis
3. sont sortis
4. sont sorties

Vertaal:
Ik ben gebleven (rester)

Le conditionnel

Le conditionnel

	Hele ww	Uitgang	Futur simple
Je	manger	-ais	Je manger ais
Tu	manger	-ais	Tu manger ais
Il / Elle / On	manger	-ait	Il manger ait
Nous	manger	-ions	Nous manger ions
Vous	manger	-iez	Vous manger iez
Ils / Elles	manger	-aient	Ils manger aient

zelfde stam als futur simple  + zelfde uitgang als imparfait

Conditionnel:
habiter (wonen)

1. J'habite
2. j'ai habité
3. j'habiterai
4. j'habiterais

Conditionnel:
retourner (terugkeren)

1. nous retournerions
2. nous retournions
3. nous sommes retourné
4. nous retournons

futur simple

conditionnel

Je partirai en vacances demain.

Ce serait sympa de partir en vacances.

Nous aimerions voyager en train.

Mes parents mangeront des frites le samedi.

Je pensais que mes parents mangeraient des frites le samedi.

Si tu me donnes de l'argent, j'achèterai des bonbons.

Welke tijden kennen we ? 

voltooid tegenwoordige tijd

(v.t.t.)

ik heb gespeeld

onvoltooid verleden tijd

(o.v.t.)

ik speelde

toekomende tijd

(nabije toekomst)

ik ga spelen

tegenwoordige tijd

(o.t.t.)

ik speel

toekomende tijd 

(verdere toekomst)

ik zal spelen

voorwaardelijke wijs

ik zou spelen

passé composé

futur proche

imparfait

présent

conditionnel

futur simple

Au travail !

Wat? Alle werkwoorden in de conditionnel + blz 25 & 27	Met wie en hoe? - je mag in tweetallen overleggen/samenwerken	Hulp nodig? Steek je hand op Huiswerkcontrole: f utur simple
Tijd?		Klaar? - werkwoordenboekje - verbuga.eu (présent, P.C. , IMP. F.P & futur simple)