Thema 4 - Grammar

Grammar Theme 4
- Woordvolgorde

- Tegenwoordige tijd en duurvorm tegenwoordige tijd
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Grammar Theme 4
- Woordvolgorde

- Tegenwoordige tijd en duurvorm tegenwoordige tijd

Slide 1 - Diapositive

Engelse woordvolgorde




- Nadruk op tijd? Dan zet je wanneer vooraan. 
- Bijwoorden (usually, always, never etc) staan voor het ww.
 behalve bij een vorm van to be, dan staan het bijwoord erachter

Slide 2 - Diapositive

Zet in de juiste volgorde:
I - a lot - my car - drive
timer
0:30

Slide 3 - Question ouverte

Zet in de juiste volgorde:
James - a newspaper - buys - every day
timer
0:30

Slide 4 - Question ouverte

Iets is er mis met deze zin.. !
Rebecca was all morning stuck in traffic.
timer
0:30

Slide 5 - Question ouverte

Iets is er mis met deze zin.. !
I worked for six months in Paris.
timer
0:30

Slide 6 - Question ouverte

Tegenwoordige tijd en duurvorm tegenwoordige tijd


I always work from four to six.

I am working at the moment.

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Vidéo

Tegenwoordige tijd
wanneer
- feiten, gewoonten, regelmatige gebeurtenissen.

Hoe
werkwoord
werkwoord + (e)s (SHIT-regel)

I walk - she walks        I go - he goes            they eat - she eats

Slide 9 - Diapositive

I ___ in Australia. (live)
timer
0:30

Slide 10 - Question ouverte

He ___ in Brazil. (live)
timer
0:30

Slide 11 - Question ouverte

They ___ video games. (play)
timer
0:30

Slide 12 - Question ouverte

Duurvorm tegenwoordige tijd
wanneer
- Als iets NU bezig is
- Als je irritatie wilt uitdrukken.

Hoe
Am / are / is + werkwoord + ing

I am walking           she is walking              they are walking

Slide 13 - Diapositive

I _____ a book. (read)
timer
0:30

Slide 14 - Question ouverte

We ___ TV. (watch)
timer
0:30

Slide 15 - Question ouverte

She ____ . (sleep)
timer
0:30

Slide 16 - Question ouverte

You ___ your mobile phone. (use)
timer
0:30

Slide 17 - Question ouverte

Tegenwoordige tijd
wanneer
- feiten, gewoonten, regelmatige gebeurtenissen.

Hoe
werkwoord
werkwoord + (e)s (SHIT-regel)

Duurvorm tegenwoordige tijd
Wanneer
- iets NU aan de gang of irritatie

Hoe
am/are/is + ww + ing

Slide 18 - Diapositive

Right now, my friend ___ me. (call)
timer
0:30

Slide 19 - Question ouverte

At the moment, they ___ a game. (play)
timer
0:30

Slide 20 - Question ouverte

Robin never ___ emails. (write)
timer
0:30

Slide 21 - Question ouverte

Look! The cat ___ the dog's food! (eat)
timer
0:30

Slide 22 - Question ouverte

We ___ our homework right now. (do)
timer
0:30

Slide 23 - Question ouverte

Lucy ___ in a choir every Sunday. (sing)
timer
0:30

Slide 24 - Question ouverte

Tegenwoordige tijd
wanneer
- feiten, gewoonten, regelmatige gebeurtenissen.

Hoe
werkwoord
werkwoord + (e)s (SHIT-regel)

Duurvorm tegenwoordige tijd
Wanneer
- iets NU aan de gang of irritatie

Hoe
am/are/is + ww + ing

Slide 25 - Diapositive

Grammar Theme 4
- Woordvolgorde

- Tegenwoordige tijd en duurvorm tegenwoordige tijd

Slide 26 - Diapositive