Tekstverbanden & Signaalwoorden

Tekstverbanden            &
Signaalwoorden
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 20 min

Éléments de cette leçon

Tekstverbanden            &
Signaalwoorden

Slide 1 - Diapositive

timer
0:30
Welke tekstverbanden ken je?

Slide 2 - Carte mentale

timer
0:30
Signaalwoord van
opsommend
verband

Slide 3 - Carte mentale

timer
0:30
Signaalwoord van
tegenstellend
verband

Slide 4 - Carte mentale

timer
0:30
Signaalwoord van
redengevend
verband

Slide 5 - Carte mentale

timer
0:30
Signaalwoord van
uitleggend
verband

Slide 6 - Carte mentale

timer
0:30
Signaalwoord van
concluderend
verband

Slide 7 - Carte mentale

Signaalwoorden
Signaalwoorden zijn woorden die een tekst begrijpelijker maken.
Met deze woorden leg je verbanden tussen zinnen en alinea's. Ze geven de lezer een 'signaal' (een teken), bijvoorbeeld: en, maar, want, ten slotte. Signaalwoorden helpen de lezer dus door signalen te geven hoe hij de tekst moet lezen.

Slide 8 - Diapositive

Signaalwoorden
Als je signaalwoorden verkeerd gebruikt, zal de lezer de tekst niet kunnen begrijpen.

Voorbeeldtekst:
Begrijpelijk:
Mijn fietslicht was kapot, daarom kreeg ik een bekeuring.
Niet begrijpelijk, vreemd:
Mijn fietslicht was kapot, toch kreeg ik een bekeuring

Slide 9 - Diapositive

Bibi is heel goed in wiskunde; Elin daarentegen is goed in Frans.
A
opsomming
B
tegenstelling
C
reden
D
voorbeeld

Slide 10 - Quiz

Jesse houdt zowel van skaten als van freerunnen.
A
opsomming
B
tegenstelling
C
reden
D
voorbeeld

Slide 11 - Quiz

Mourad leent zijn fiets uit aan Masja, want zij heeft een lekke band.
A
opsomming
B
tegenstelling
C
reden
D
voorbeeld

Slide 12 - Quiz

Jongens zoals Daan en Arwin zijn elke middag aan het voetballen.
A
tegenstelling
B
reden
C
voorbeeld
D
conclusie

Slide 13 - Quiz

Erik heeft zijn sportkleren al aan, dus hij is helemaal klaar voor een rondje hardlopen.
A
tegenstelling
B
reden
C
voorbeeld
D
conclusie

Slide 14 - Quiz

Welke signaalwoord herken je?

Max houdt van klimmen. Hij houdt ook van basketbal.

Slide 15 - Question ouverte

Welk signaalwoord herken je?

Milou vindt volleyballen leuk, maar alleen op vakantie.

Slide 16 - Question ouverte

Welk signaalwoord herken je?

"Joris is lang, dus basketbal is een goede sport voor hem."

Slide 17 - Question ouverte

Herschrijf de voorbeeldzin. Gebruik een ander signaalwoord.

"Voor het proefwerk geschiedenis had ik een slecht cijfer, omdat ik er weinig voor geleerd had."

Slide 18 - Question ouverte

Bedenk zelf een zin met een opsomming.

Slide 19 - Question ouverte

Ik kan signaalwoorden herkennen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 20 - Sondage