Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
V3B les 1
Fenotype en genotype
Slide 1 - Diapositive
Programma
Leerdoelen
Startvraag
Uitleg met tussendoor wat vragen
Aan de slag met de opdrachten
Slide 2 - Diapositive
Leerdoelen
Je kunt aangeven hoe een genotype en een fenotype tot stand komt en de rol van DNA in dit proces
Je kunt verklaren hoe iedereen aan zijn unieke DNA-code komt
Slide 3 - Diapositive
Wat is het genotype?
A
Alle eigenschappen
B
Je innerlijk
C
Alle erfelijke eigenschappen
D
Je uiterlijk
Slide 4 - Quiz
DNA
Slide 5 - Diapositive
Wat is DNA?
Op de chromosomen in een cel ligt al het erfelijke materiaal van een individueel organisme
Als een chromosoom uit elkaar wordt getrokken, zal het DNA een helix/ dubbel spiraal vorm aannemen
Deze helix bestaat uit verschillende combinaties van 4 bouwstenen. Deze bouwstenen kunnen verschillen tussen adenine(A), thymine (T), cytosine(C), of guanine(G).
Slide 6 - Diapositive
Wat is DNA?
Op het chromosoom liggen verschillende genen
Een gen is een reeks van bouwstenen welke samen coderen voor bijvoorbeeld de oogkleur bruin
Slide 7 - Diapositive
Slide 8 - Diapositive
Genotype
Het DNA in één celkern, dus alle genen samen, bevat de informatie voor al je erfelijke eigenschappen.
Deze complete informatie noem je het genotype.
Elke celkern in je lichaam bevat precies dezelfde genen
Als een gen actief is, komt het gen tot uiting (in het fenotype) dit noem je een genexpressie
Slide 9 - Diapositive
Genotype
Slide 10 - Diapositive
Uit welke stof bestaan chromosomen?
A
DNA
B
Genen
C
Mutaties
D
Draden
Slide 11 - Quiz
Het ontstaan van het genotype
Slide 12 - Diapositive
Welk eigenschap heeft te maken met het fenotype?
A
Blond geverfd haar
B
Kort geknipt haar
C
Rossig haar
D
Zowel A, B als C
Slide 13 - Quiz
Een chromosoom bevat:
A
Één gen
B
Meerdere genen
C
Één of meerdere genen, afhankelijk van het chromosoom
Slide 14 - Quiz
Fenotype
Bij het fenotype horen zichtbare eigenschappen, zoals de oogkleur.
Maar er horen ook eigenschappen bij die je niet kunt zien, zoals je bloeddruk of de bouw van je spiercellen.
Welke eigenschappen je precies krijgt in je leven, heeft te maken met je genotype, je leefstijl en je omgeving.