Begeleiding les 1: feit, mening, argument + grammatica

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Welkom bij begeleiding Nederlands

Mevrouw Vos

Even voorstellen...

• Mevrouw Vos - [e-mail]
• Wie zijn jullie?
• 4 begeleidingslessen
• extra onderwerpen

Vandaag gaan we aan de slag met:

• Feiten, meningen en argumenten
• Grammatica zinsdelen:
• pv, ow, wg, lv, mv, bwb

Volgende week:

• Herhaling grammatica, voor- en achtervoegsels, spreekwoorden en gezegdes 

Wat weet je over feiten, meningen en argumenten?

Een feit is

1. controleerbaar
2. voor iedereen verschillend

Een mening is

1. controleerbaar
2. voor iedereen hetzelfde
3. voor iedereen verschillend
4. een reden

Het is vandaag de hele dag zonnig geweest is een

1. feit
2. mening
3. argument

De kleur van het bord is wit

1. feit
2. mening
3. argument

een goede mening gebruikt 

feiten als argumenten

Mijn t-shirt is blauw

1. feit
2. mening
3. argument

Ik vind mijn t-shirt mooi

1. feit
2. mening
3. argument

omdat ik blauw een mooie kleur vind

1. feit
2. mening
3. argument

De naam van onze school is het Insula College

1. feit
2. mening
3. argument

Het Insula College is een leuke school

1. feit
2. mening
3. argument

Een mening kan eruit zien als een feit

Het is niet mogelijk om door deze sneeuw te skiën.

Op forums lees je voornamelijk

1. feiten
2. meningen
3. argumenten

Geef mij maar een boek van Van Loon, die schrijft tenminste goede griezelverhalen

1. feit
2. mening
3. argument

Klassieke muziek is saai, dat vinden zelfs mijn ouders

1. feit
2. mening

Maak een zin met jouw mening over toetsweken met daarbij een argument.

Vragen over dit onderwerp?

De volgende begrippen ken ik:
Mening, feit, argument

Klopt!

Mwah...

Nee!

Grammatica

Woordsoorten                                               Zinsdelen

Lidwoord                                                          Persoonsvorm

Zelfstandig naamwoord                           Onderwerp

Etc.                                                                      Etc.

Zinsdelen

Een zin | bestaat | uit zinsdelen.

Alles wat voor de persoonsvorm staat of kan staan is 1 zinsdeel.

En nu jij!

Verdeel in zinsdelen en benoem de zinsdelen.

Gisteren gaf ik mijn moeder een mooie bos bloemen.

Het lijdend voorwerp

wie/wat + wwg + onderwerp = lijdend voorwerp. 

Wie of wat

+

wwg

+

lijdend voorwerp

onderwerp

=

En nu jij!

Verdeel in zinsdelen en benoem de zinsdelen.

Straks leen ik een boek.

Gooi jij die prop even weg?

Maak een zin met een lijdend voorwerp

Lijdend voorwerp

Het lijdend voorwerp vind je door te vragen: 

WIE (OF WAT) + WERKWOORDELIJK GEZEGDE + ONDERWERP

Let op: 

• Niet elke zin heeft een lijdend voorwerp: geen goed antwoord op de vraag? Geen lijdend voorwerp!
  
• Lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel!

Het lijdend voorwerp

Het lijdend voorwerp is de persoon die iets overkomt in de zin.

Meewerkend voorwerp

Meewerkend voorwerp --> doen!

meewerkend voorwerp

Stappen zinsontleding

• Persoonsvorm -  tijdsproef
• Werkwoordelijk gezegde - alle ww in de zin
• Onderwerp- Wie/wat +wwg
• Lijdend voorwerp - Wie/wat + wwg + ond
  
• Meewerkend voorwerp   ?
• Bijwoordelijke bepaling

Oefenzinnen:

Hij koopt altijd een cadeau voor haar op haar verjaardag.

De buurmeisjes geven mij vaak een compliment.

De volgende zinsdelen kan ik benoemen:
lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp, bijwoordelijke bepaling

Klopt!

Mwah...

Nee!