Ontdek de Planeten

Ontdek de Planeten

Leerdoel

Aan het einde van deze les kun je de volgorde van de planeten in ons zonnestelsel opnoemen en beschrijven hoe de planeten verschillen van elkaar.

Leg het leerdoel uit aan de leerlingen en zorg dat zij weten wat er van hen wordt verwacht.

Wat weet jij al over planeten in ons heelal?

Ons Zonnestelsel

Ons zonnestelsel telt 8 planeten die om de zon draaien: Mercurius, Venus, Aarde, Mars, Jupiter, Saturnus, Uranus en Neptunus.

Laat een afbeelding zien van ons zonnestelsel en vraag de leerlingen om de namen van de planeten op te noemen.

Mercurius en Venus

Mercurius en Venus zijn de dichtstbijzijnde planeten bij de zon. Mercurius is de kleinste planeet en Venus is de heetste planeet.

Vraag de leerlingen om te vertellen wat zij weten over Mercurius en Venus.

Aarde en Mars

Aarde is de enige planeet waarop wij leven. Mars wordt ook wel de 'rode planeet' genoemd vanwege zijn rode kleur.

Vraag de leerlingen om te vertellen wat zij weten over de Aarde en Mars.

Jupiter en Saturnus

Jupiter is de grootste planeet in ons zonnestelsel en heeft de meeste manen. Saturnus heeft prachtige ringen van ijs en stof.

Laat een afbeelding zien van Jupiter en Saturnus en vraag de leerlingen om te vertellen wat zij zien.

Uranus en Neptunus

Uranus en Neptunus zijn de verste planeten van de zon. Uranus ligt op zijn zij en Neptunus heeft de hoogste winden in ons zonnestelsel.

Vraag de leerlingen om te vertellen wat zij weten over Uranus en Neptunus.

Opdracht

Maak een tekening van ons zonnestelsel en plaats de planeten in de juiste volgorde. Geef bij elke planeet een korte beschrijving.

Geef de leerlingen de opdracht en zorg dat zij voldoende tijd hebben om de opdracht uit te voeren.

Samenvatting

We hebben geleerd dat ons zonnestelsel uit 8 planeten bestaat en dat elke planeet uniek is. De planeten verschillen van elkaar in grootte, afstand tot de zon, atmosfeer en andere eigenschappen.

Vat de les kort samen en vraag de leerlingen om vragen te stellen als er nog iets onduidelijk is.

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.