GYM 2 - dinsdag 1-12 (beeldspraak: Woordenschat hf. 2)

Welkom!
Nodig: 
  • Nieuw Nederlands
  • Etui
  • iPad
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Welkom!
Nodig: 
  • Nieuw Nederlands
  • Etui
  • iPad

Slide 1 - Diapositive

Planning

  1. Woordenschat: Beeldspraak
  2. Aan de slag!
  3. Huiswerk & taalvout

Slide 2 - Diapositive

Beeldspraak:
Wat is het?
Voorbeelden?

Slide 3 - Carte mentale

Waarom gebruik
je beeldspraak?

Slide 4 - Carte mentale

Pak je schrift en een pen
  • Zometeen krijg je een filmpje te zien.

  • Schrijf vijf voorbeelden van beeldspraak op.

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

Beeldspraak: vergelijking, metafoor en personificatie
- Bij beeldspraak gebruik je woorden in een figuurlijke betekenis. Een beeld.
- Er is sprake van een overeenkomst tussen object en het beeld.
- Goede beeldspraak maakt een (gesproken)tekst mooier,
   duidelijker en krachtiger.

Slide 7 - Diapositive

Bij een vergelijking heb je....
A
een object (de werkelijkheid) en een beeld
B
alleen maar een beeld
C
een kenmerk van een persoon op een levenloos ding

Slide 8 - Quiz

Je kamer ziet eruit ALS
      (object)

een zwijnenstal.
         (beeld)

Slide 9 - Diapositive

Metafoor
Het object/ de werkelijkheid wordt helemaal vervangen door het beeld. Het is er nog wel, maar wordt niet genoemd. Je moet het figuurlijk zien.

Een tsunami van nieuwe voorschriften (een enorme berg)
Een vruchtbare vergadering (een vergadering met resultaat)
Zij is een spin in het web  (zij heeft veel contacten)

Slide 10 - Diapositive

Bij een metafoor heb je....
A
Alleen maar een beeld
B
Een beeld en de werkelijkheid
C
altijd het woordje ALS

Slide 11 - Quiz

Ruim die
(X)
zwijnenstal eens op!
(beeld)

Slide 12 - Diapositive

Personificatie

Met een personificatie stel je een levenloos ding voor als een persoon, je kent menselijke eigenschappen toe aan een ' dood'  ding.  Bijvoorbeeld:

 

De zon streelde onze wangen

Het gevaar loerde op elke hoek van de straat
Schreeuwende kleuren
Papier is geduldig

Zuchtend en kreunend kwam mijn auto tot stilstand

Slide 13 - Diapositive

De wind huilt...
A
metafoor
B
personificatie
C
vergelijking

Slide 14 - Quiz

de samenleving is ziek
A
is een metafoor
B
is een vergelijking
C
is een personificatie

Slide 15 - Quiz

Aan de slag!
Spelling
Kijk opdrachten 5, 6 en 7 van hf. 2 na (p. 75 & 76) 

Woordenschat
Maak: opdracht 2, 3, 4 & 7 Woordenschat hf. 2 (blz. 62 t/m 65)
(Opdracht 2: je hoeft de zinnen niet over te schrijven. Geef aan of het om een vergelijking, metafoor of personificatie gaat.)


Slide 16 - Diapositive

Huiswerk & Taalvout
Woordenschat
Maak: opdracht 2, 3, 4 & 7 Woordenschat hf. 2 (blz. 62 t/m 65)

(Opdracht 2: je hoeft de zinnen niet over te schrijven. Geef aan of het om een vergelijking, metafoor of personificatie gaat.)


Slide 17 - Diapositive